Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. race:
  2. Wiktionary:
Dutch to French:   more detail...
  1. race:
  2. racen:
  3. Wiktionary:


French

Detailed Translations for race from French to Dutch

race:

race [la ~] nom

  1. la race (espèce; genre; variété)
    de soort; het ras; de slag
  2. la race (lignée; famille; dynastie; )
    het geslacht; het stamhuis; de familie

Translation Matrix for race:

NounRelated TranslationsOther Translations
familie clan; dynastie; espèce; famille; lignée; parents; peuplade; race; sexe; tribu; variété famille; ménage
geslacht clan; dynastie; espèce; famille; lignée; parents; peuplade; race; sexe; tribu; variété dynastie; lignée; sexe
ras espèce; genre; race; variété
slag espèce; genre; race; variété bataille; bataille rangée; catégorie; claque; classe; classe sociale; combat; contrecoup; coup; coup de poing; déception; désillusion; espèce; genre; groupe social; guerre; lutte; ordre; rang; sorte; subdivision; torgnole; tuile; type
soort espèce; genre; race; variété catégorie; classe; espèce; genre; nature; sorte; subdivision; type
stamhuis clan; dynastie; espèce; famille; lignée; parents; peuplade; race; sexe; tribu; variété

Synonyms for "race":


Wiktionary Translations for race:

race
noun
  1. (vieilli) lignée, ensemble des ascendants et des descendants d’une même famille.
race
noun
  1. groep waarin mensen, dieren of planten op basis van bepaalde eigenschappen worden verdeeld: het gele ras, het zwarte ras, het blanke ras

Cross Translation:
FromToVia
race ras ras — groep waarin mensen, dieren of planten op basis van bepaalde eigenschappen worden verdeeld: het gele ras, het zwarte ras, het blanke ras
race ras RasseBiologie: Untergruppe einer Art mit besonders vielen gemeinsamen phänotypischen Merkmalen
race ras; afkomst race — a large group of people set apart from others on the basis of a common heritage

racé:


Synonyms for "racé":


Related Translations for race



Dutch

Detailed Translations for race from Dutch to French

race:

race [de ~ (m)] nom

  1. de race (wedloop; wedren)
    la course
  2. de race (wedloop van hardlopers; hardloperij)
    la course; la course à pied

Translation Matrix for race:

NounRelated TranslationsOther Translations
course hardloperij; race; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren concours; hardloopwedstrijd; loop; partij; pot; ritprijs; strijd; wedstrijd
course à pied hardloperij; race; wedloop van hardlopers

Related Words for "race":


Wiktionary Translations for race:

race
noun
  1. snelheidswedstrijd

race form of racen:

racen verbe (race, racet, racete, raceten, geracet)

  1. racen (rennen; hollen)
    courir; galoper; droper; brûler le pavé; filer
    • courir verbe (cours, court, courons, courez, )
    • galoper verbe (galope, galopes, galopons, galopez, )
    • droper verbe
    • filer verbe (file, files, filons, filez, )
  2. racen (motorracen)
    faire de la course; faire de la vitesse; courir; foncer
    • courir verbe (cours, court, courons, courez, )
    • foncer verbe (fonce, fonces, fonçons, foncez, )

Conjugations for racen:

o.t.t.
  1. race
  2. racet
  3. racet
  4. racen
  5. racen
  6. racen
o.v.t.
  1. racete
  2. racete
  3. racete
  4. raceten
  5. raceten
  6. raceten
v.t.t.
  1. heb geracet
  2. hebt geracet
  3. heeft geracet
  4. hebben geracet
  5. hebben geracet
  6. hebben geracet
v.v.t.
  1. had geracet
  2. had geracet
  3. had geracet
  4. hadden geracet
  5. hadden geracet
  6. hadden geracet
o.t.t.t.
  1. zal racen
  2. zult racen
  3. zal racen
  4. zullen racen
  5. zullen racen
  6. zullen racen
o.v.t.t.
  1. zou racen
  2. zou racen
  3. zou racen
  4. zouden racen
  5. zouden racen
  6. zouden racen
en verder
  1. ben geracet
  2. bent geracet
  3. is geracet
  4. zijn geracet
  5. zijn geracet
  6. zijn geracet
diversen
  1. race!
  2. racet!
  3. geracet
  4. racent
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for racen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brûler le pavé hollen; racen; rennen
courir hollen; motorracen; racen; rennen azen; draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hardrijden; hollen; jachten; jakkeren; opjagen; pezen; prooizoeken; rennen; reppen; snellen; spoeden; sprinten
droper hollen; racen; rennen
faire de la course motorracen; racen draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hollen; pezen; rennen; sprinten
faire de la vitesse motorracen; racen jachten; jakkeren; reppen; spoeden
filer hollen; racen; rennen 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; draven; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; galopperen; hard rennen; hardlopen; hem smeren; hollen; ladderen; met de noorderzon vertrekken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; opjagen; pezen; rennen; schaduwen; snellen; spoeden; sprinten; van huis weglopen; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zoeven
foncer motorracen; racen hardrijden; jachten; jakkeren; reppen; sjezen; snel gaan; spoeden
galoper hollen; racen; rennen draven; galopperen; hard rennen; hardlopen; hollen; opjagen; pezen; rennen; snellen; spoeden; sprinten

Related Words for "racen":


Related Translations for race