Interglot - appartenir: French and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

French to Dutch: more detail...

appartenir à:
- behoren; toebehoren; zijn van; behoren bij; behoren tot; toebehoren aan; thuishoren
Wiktionary:
- appartenir → behoren, behoren tot, toebehoren
- appartenir → behoren
User Contributed Translations for appartenir:
- bijhoren

French

Detailed Translations for appartenir from French to Dutch

appartenir

verb

être la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.
- appartenir → behoren; behoren tot; toebehoren

appartenir

verb

Cross Translation:

From	To	Via
• appartenir	→ behoren	↔ pertain — to belong

appartenir à (convenir; faire partie de; être convenable; compter parmi)
behoren; toebehoren
- behoren verbe (behoor, behoort, behoorde, behoorden, behoord)
- toebehoren verbe (behoor toe, behoort toe, behoorde toe, behoorden toe, toebehoord)
appartenir à (être de; faire partie de; compter parmi)
zijn van; behoren bij; behoren tot; toebehoren aan
- zijn van verbe
- behoren bij verbe (behoor bij, behoort bij, behoorde bij, behoorden bij, behoord bij)
- behoren tot verbe (behoor tot, behoort tot, behoorde tot, behoorden tot, behoord tot)
- toebehoren aan verbe (behoor toe aan, behoort toe aan, behoorde toe aan, behoorden toe aan, toebehoord aan)
appartenir à (être à sa place; faire partie de; être de; avoir sa place)
thuishoren
- thuishoren verbe (hoor thuis, hoort thuis, hoorde thuis, hoorden thuis, thuisgehoord)

Noun	Related Translations	Other Translations
toebehoren		accessoires
Verb	Related Translations	Other Translations
behoren	appartenir à; compter parmi; convenir; faire partie de; être convenable
behoren bij	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
behoren tot	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
thuishoren	appartenir à; avoir sa place; faire partie de; être de; être à sa place
toebehoren	appartenir à; compter parmi; convenir; faire partie de; être convenable
toebehoren aan	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
zijn van	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de