French
Detailed Translations for fait-tout from French to Dutch
fait-tout: (*Using Word and Sentence Splitter)
- faire: uitvoeren; doen; handelen; verrichten; uitrichten; maken; scheppen; in het leven roepen; beginnen; starten; aanvangen; van start gaan; veroorzaken; aandoen; aanrichten; aanstichten; uitoefenen; beoefenen; plegen; berokkenen; afronden; beëindigen; afwerken; afmaken; klaarmaken; voltooien; volbrengen; completeren; volmaken; afkrijgen; een einde maken aan; klaarkrijgen; praktiseren; sport uitoefenen; voor elkaar krijgen; tot stand brengen
- fait: beëindigd; gepleegd; feit; gedaan; gereed; gaar; doorgekookt; over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; voltooid; geëindigd; afgedaan; gemaakt; geproduceerd; vervaardigd; gecreëerd; geboren; geschapen; ter wereld gekomen; voorval; incident; gebeurtenis; evenement; gevormd; volbracht; zaak; geval; kwestie; aangelegenheid; affaire; actie; handeling; uitgevoerd; daad; aktie; verricht; casus; voltrokken
- tout: alles; allemaal; alle; gehele; ruimte; heelal; universum; wereldruimte