Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Search: glacer

French and Dutch Search Results for: glacer

Summary

French to Dutch: more detail...

glacer:
- glaceren; verglazen; met glazuur bedekken; glazuren
Wiktionary:
- glacer → glaceren, glazuren
- glacer → bevriezen, glazuren, glaceren

French

Detailed Translations for glacer from French to Dutch

glacer:

glacer verbe

glacer (émailler; vernir)
glaceren
- glaceren verbe (glaceer, glaceert, glaceerde, glaceerden, geglaceerd)
glacer (vernir)
verglazen; met glazuur bedekken; glazuren
- verglazen verbe
- met glazuur bedekken verbe
- glazuren verbe (glazuur, glazuurt, glazuurde, glazuurden, geglazuurd)

Translation Matrix for glacer:

Verb	Related Translations	Other Translations
glaceren	glacer; vernir; émailler
glazuren	glacer; vernir
met glazuur bedekken	glacer; vernir
verglazen	glacer; vernir

Synonyms for "glacer":

frigorifier; congeler; frapper; geler; réfrigérer; refroidir; givrer; transir; cirer; intimider; menacer; effrayer; impressionner; troubler; effaroucher; paralyser; terroriser; lisser; polir; unir; égaliser; aplanir; aplatir; lustrer; adoucir; satiner; pétrifier; méduser; stupéfier; interdire; saisir; terrifier; ébahir; épouvanter; vernir; enduire; laquer; peindre; vitrifier; pelliculer

Wiktionary Translations for glacer:

glacer

verb

met een laag glanzende suiker bedekken
- glaceren; glazuren → glacer

Cross Translation:

From	To	Via
• glacer	→ bevriezen	↔ freeze — become solid due to low temperature
• glacer	→ glazuren	↔ glaze — to apply a thin layer of coating
• glacer	→ glaceren	↔ ice — to cover with icing
• glacer	→ bevriezen	↔ gefrieren — (intransitiv) durch Kälteeinwirkung fest und hart werden, zu Eis erstarren

Related Translations for glacer