French
Detailed Translations for être à court from French to Dutch
être à court: (*Using Word and Sentence Splitter)
- être: verkeren; ergens verkeren; persoon; mens; wezen; individu; sterveling; schepsel; creatuur; zijn
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- courir: rennen; hardlopen; hollen; sprinten; pezen; draven; hard rennen; racen; motorracen; snellen; hardrijden; reppen; jachten; spoeden; jakkeren; galopperen; azen; prooizoeken; opjagen
- court: beknopt; summier; vluchtig; haastig; kortstondig; terloops; tennisbaan; tennisveld; kortaf; korzelig; wrevelig; snauwend
- écourté: verkort; ingekort; beknopt; bekort
Spelling Suggestions for: être à court
Wiktionary Translations for être à court:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• être à court | → opraken | ↔ run out — to use up |
External Machine Translations: