French
Detailed Translations for passage à tabac from French to Dutch
passage à tabac: (*Using Word and Sentence Splitter)
- passage: doorreis; doortocht; overgang; hal; overloop; portaal; verbindingsgang; overtocht; doorrit; overvaart; doorvaart; passus; doorlaat; winkelgalerij; veergeld
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- Tabac: Tobacco
- tabac: tabak; tabakswinkel; sigarenwinkel
Wiktionary Translations for passage à tabac:
passage à tabac
noun
-
fait de tabasser
- passage à tabac → afranseling
Related Translations for passage à tabac
Dutch