French
Detailed Translations for à temps plein from French to Dutch
à temps plein: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- temps: tijd; weer; klimaat; weersomstandigheden; weersgesteldheid; periode; tijdperk; tijdvak; tijdsverloop; era; epoch; tijdsgewricht; epoche; tussentijd; interim; tussenpoos; fase; stadium; poosje; ontwikkelingsstadium
- à temps: op tijd; tijdig; stipt; bijtijds
- plein: vol; gevuld; opgevuld; volgestopt; massief; volheid; sonoor; klankrijk; niet hol
Wiktionary Translations for à temps plein:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• à temps plein | → voltijds | ↔ full-time — Involving a full amount of time spent on some activity |
• à temps plein | → voltijds | ↔ full-time — Spending a full amount of time |
Related Translations for à temps plein
Dutch