Noun | Related Translations | Other Translations |
abruti
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
domkop; dommerik; domoor; druiloor; flierefluiter; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; minkukel; oen; schaapskop; slampamper; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken
|
aliéné
|
achterlijke; gek; geschifte; idioot; waanzinnige; zwakzinnige
|
gek; gestoorde; mafketel
|
bêta
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
druiloor; kuiken; minkukel; oen; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; stommeling; sufferd; sukkel; sul; uil; uilenbal; uilskuiken
|
bête
|
|
beest; dier; gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
|
cinglé
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
|
clown
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
clown; deugniet; gek; grappenmaker; guit; harlekijn; joker; komiek; lolbroek; mallerd; malloot; olijkerd; paljas; pias; pierrot; potsenmaker; rakker; snaak; stinkerd; uilenspiegel; zot; zottin
|
crétin
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
domkop; dommerik; domoor; minkukel; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; uilenbal; uilskuiken
|
dingo
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; sofvent; zot; zottin
|
dingue
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
|
dément
|
|
dolleman; geesteszieke; gek; gestoorde; krankzinnige; mafketel; waanzinnige
|
fada
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; sofvent; zot; zottin
|
fou
|
achterlijke; dommerik; dwaas; gek; geschifte; idioot; imbeciel; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel; waanzinnige; zwakzinnige
|
dolleman; geesteszieke; gek; gek iemand; gestoorde; hansworst; hofnar; krankzinnige; kwast; kwibus; mafketel; nar; waanzinnige; zot
|
gros bêta
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
domkop; dommerik; domoor; druiloor; kuiken; oen; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; sul; uil; uilskuiken
|
gros malin
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
|
handicapé
|
|
WAOer; afgedankte; afgekeurde; gehandicapte; invalide
|
handicapé mental
|
achterlijke; gek; geschifte; idioot; waanzinnige; zwakzinnige
|
geestelijk gehandicapte
|
idiot
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dolleman; druiloor; geesteszieke; gek; hansworst; hoerenjong; klojo; klootzak; krankzinnige; kuttenkop; kwast; kwibus; loeder; minkukel; nar; oen; pleurislijder; pleurislijer; ploert; schaapskop; schoft; smeerlap; stommeling; sufferd; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken; waanzinnige; zot
|
imbécile
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; gek; geschifte; idioot; kalfskop; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul; waanzinnige; zwakzinnige
|
dolleman; dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; druiloor; geesteszieke; gek; hansworst; hufter; klojo; klootzak; krankzinnige; kwast; kwibus; leeghoofdje; minkukel; nar; oen; rasidioot; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken; waanzinnige; zot
|
minus
|
achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel
|
klungels
|
niais
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
druiloor; gek; hansworst; kuiken; kwast; kwibus; nar; oen; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; sufferd; sul; uil; uilskuikens; zot
|
nigaud
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; idioot; kalfskop; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
aalscholver; dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; gek; gestoorde; hufter; klootzak; kuiken; leeghoofdje; mafketel; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; uil; uilskuiken
|
noix
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; leeghoofdje; sufferdje; walnoot
|
nouille
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; flierefluiter; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous; stommeling; sufferd; sufferdje; uilskuiken
|
nullard
|
achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel
|
|
nullité
|
achterlijke; dommerik; dwaas; idioot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel
|
flauwe grap; flauwiteit; niet geldig zijn; nietigheid; onbenulligheid; onwetendheid; stompzinnigheid
|
pauvre diable
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
arme drommel; drommel; klungel; klungelaar; kruk; kuiken; ongelukkige; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; stakker; stakkerd; stoethaspel; stumper; sukkel; sukkelaar; uil; zielenpiet
|
pitre
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
potsenmaker
|
schnock
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
|
schnoque
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
gek; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
|
sot
|
achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; gek; idioot; imbeciel; kalfskop; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dolleman; domkop; dommerik; domoor; domoren; druiloor; freak; geesteszieke; gek; gestoorde; hansworst; krankzinnige; kwast; kwibus; mafketel; maniak; nar; oen; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; sul; uilskuiken; waanzinnige; zot
|
toqué
|
achterlijke; dommerik; dwaas; gek; geschifte; idioot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; simpele ziel; waanzinnige; zwakzinnige
|
dolleman; geesteszieke; gek; gestoorde; krankzinnige; mafketel; waanzinnige
|
tête d'oeuf
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; kaalhoofdige; kaalkop; kale; leeghoofdje; stommeling; sufferd; sufferdje; uilskuiken
|
tête de veau
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
|
zouave
|
debiel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; mafkees; mafketel; mafkikker; waanzinnige; zot
|
|
âne
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
dom gansje; dom wicht; domkop; domme gans; domme koe; dommerik; domoor; ezel; kuiken; leeghoofdje; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; stommeling; sufferd; sufferdje; uil; uilskuiken
|
écervelé
|
achterlijke; gek; geschifte; idioot; waanzinnige; zwakzinnige
|
gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
abruti
|
|
daas; doezelig; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; verdoofd; versuft
|
absurde
|
achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
|
absurd; belachelijk; bespottelijk; bovenmatig; buitengemeen; buitensporig; dwaas; eigenaardig; extreem; gek; geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; lachwekkend; maf; mal; mateloos; mesjogge; nutteloos; ongerijmd; onzinnig; tomeloos; typisch; uitermate; vreemd; zinloos
|
aliéné
|
|
achterlijk; geestesziek; gek; krankzinnig; vervreemd; waanzinnig; zwakzinnig
|
bariolé
|
dwaas; idioot; onbezonnen
|
bont; gekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
|
bête
|
achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
|
argeloos; dom; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; getikt; hoorndol; infantiel; kierewiet; knots; krankjorum; leeghoofdig; maf; mal; mesjogge; naief; naïef; onbenullig; onnozel; onverstandig; overdreven kinderachtig; schaapachtig; stom; suf; typisch; uilachtig; vreemd
|
cinglé
|
achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
|
geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge
|
d'une manière imbécile
|
achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot
|
geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge
|
de façon irrationnelle
|
dwaas; idioot; onbezonnen
|
redeloos; verstandeloos; zonder verstand
|
dingue
|
achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig
|
|