Summary
French
Dutch
Detailed Translations for mors from Dutch to French
morsen:
-
morsen (knoeien; vlekken; kladden)
salir; tacher; faire des taches-
salir verbe (salis, salit, salissons, salissez, salissent, salissais, salissait, salissions, salissiez, salissaient, salîmes, salîtes, salirent, salirai, saliras, salira, salirons, salirez, saliront)
-
tacher verbe (tache, taches, tachons, tachez, tachent, tachais, tachait, tachions, tachiez, tachaient, tachai, tachas, tacha, tachâmes, tachâtes, tachèrent, tacherai, tacheras, tachera, tacherons, tacherez, tacheront)
-
faire des taches verbe
-
Conjugations for morsen:
o.t.t.
- mors
- morst
- morst
- morsen
- morsen
- morsen
o.v.t.
- morste
- morste
- morste
- morsten
- morsten
- morsten
v.t.t.
- heb gemorst
- hebt gemorst
- heeft gemorst
- hebben gemorst
- hebben gemorst
- hebben gemorst
v.v.t.
- had gemorst
- had gemorst
- had gemorst
- hadden gemorst
- hadden gemorst
- hadden gemorst
o.t.t.t.
- zal morsen
- zult morsen
- zal morsen
- zullen morsen
- zullen morsen
- zullen morsen
o.v.t.t.
- zou morsen
- zou morsen
- zou morsen
- zouden morsen
- zouden morsen
- zouden morsen
diversen
- mors!
- morst!
- gemorst
- morsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for morsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire des taches | kladden; knoeien; morsen; vlekken | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen |
salir | kladden; knoeien; morsen; vlekken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; een smet werpen op; ontluisteren; smerig worden; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; vies worden; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken |
tacher | kladden; knoeien; morsen; vlekken | afgeven; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; smetten; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken |