Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate affectation

Translate affectation from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

affectation:
- aanstellerij; toneel; geaffecteerdheid; toewijzing; bestemming; gekunsteldheid; geaffekteerdheid; gemaaktheid
Wiktionary:
- affectation → aanstellerij

French

Detailed Translations for affectation from French to Dutch

affectation:

affectation [la ~] nom

l'affectation (théâtre; comédie; action; manières; chichi; artifice; maniérisme; titre; portion)
de aanstellerij; het toneel
- aanstellerij [de ~ (v)] nom
- toneel [het ~] nom
l'affectation
geaffecteerdheid
- geaffecteerdheid [znw.] nom
l'affectation
de toewijzing
- toewijzing [de ~ (v)] nom
l'affectation
de bestemming
- bestemming [de ~ (v)] nom
l'affectation (artifice; fausseté; maniérisme)
de gekunsteldheid; geaffekteerdheid; de gemaaktheid
- gekunsteldheid [de ~ (v)] nom
- geaffekteerdheid [znw.] nom
- gemaaktheid [de ~ (v)] nom

Translation Matrix for affectation:

Noun	Related Translations	Other Translations
aanstellerij	action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre
bestemming	affectation	arrêt final; but du voyage; destin; destinataire; destination; destination de voyage; destinée; gare terminus; localisation du transport; récepteur; sort; terminus
geaffecteerdheid	affectation
geaffekteerdheid	affectation; artifice; fausseté; maniérisme
gekunsteldheid	affectation; artifice; fausseté; maniérisme
gemaaktheid	affectation; artifice; fausseté; maniérisme
toewijzing	affectation	adjudication; admission; allocation; allocation de mémoire; assignation; attribution; carte; dotation; décernement; mappage; plan
toneel	action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre	podium; scène

Synonyms for "affectation":

emploi; ostentation; afféterie; emphase; déclamation; grandiloquence; hyperbole; prétention; pompe; pédantisme; bouffissure; solennité; pathos; faux-semblant; mutation; changement; évolution; pédanterie; affèterie; suffisance; sottise; vanité; préciosité; euphuisme; gongorisme; maniérisme; pose; morgue; raffinement; recherche; purisme; rigorisme; reclassement; classement; snobisme; sophistication; artificialité; titularisation; homologation; validation; installation; officialisation; nomination

Wiktionary Translations for affectation:

affectation

noun

het zich aanstellen
- aanstellerij → affectation; chichi

Related Translations for affectation