Interglot - "arrestation" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

arrestation:
- arrestatie; aanhouding; arresteren; grijpen; gevangenneming; vrijheidsberoving; inverzekeringstelling; gevangenname; inhechtenisneming
Wiktionary:
- arrestation → aanhouding, arrest, arrestatie, inhechtenisneming
- arrestation → arrestatie, aanhouding, razzia

French

Detailed Translations for arrestation from French to Dutch

l'arrestation
de arrestatie; de aanhouding
- arrestatie [de ~ (v)] nom
- aanhouding [de ~ (v)] nom
l'arrestation
arresteren; het grijpen
- arresteren [znw.] nom
- grijpen [het ~] nom
l'arrestation
de gevangenneming
- gevangenneming [de ~ (v)] nom
l'arrestation
de arrestatie
- arrestatie [de ~ (v)] nom
l'arrestation (détention)
de vrijheidsberoving; de inverzekeringstelling; gevangenname; de inhechtenisneming
- vrijheidsberoving [de ~ (v)] nom
- inverzekeringstelling [de ~ (v)] nom
- gevangenname [znw.] nom
- inhechtenisneming [de ~ (v)] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
aanhouding	arrestation
arrestatie	arrestation
arresteren	arrestation
gevangenname	arrestation; détention
gevangenneming	arrestation
grijpen	arrestation
inhechtenisneming	arrestation; détention
inverzekeringstelling	arrestation; détention
vrijheidsberoving	arrestation; détention	séquestration de personnes
Verb	Related Translations	Other Translations
arresteren		arrêter; attraper; capturer; enchaîner; faire prisonnier; mettre en état d'arrestation; mettre sous les verrous; prendre; saisir; écrouer
grijpen		attaquer; attraper; barboter; chiper; clouer; coller à; empoigner; entendre; pincer; piquer; prendre; prendre au piège; s'accrocher à; s'emparer de; saisir; se cramponner à; se servir; souffler

arrestation

noun

arrestation

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• arrestation	→ arrestatie; aanhouding	↔ arrest — act of arresting a criminal, suspect etc
• arrestation	→ arrestatie; razzia	↔ bust — (slang) act of arresting someone for a crime, or raiding a suspected criminal operation