French

Detailed Translations for inclus from French to Dutch

inclus:


Translation Matrix for inclus:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
bijgaand avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli
bijgesloten avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli appartenant à; correspondant à; faisant partie de
inbegrepen ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
incluis ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
inclusief ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
inline inclus inline
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bijgevoegd avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli
ingesloten ci-inclus; ci-joint; compris; encerclé; enfermé; inclus; inclusivement; investi; sous ce pli; y compris
inliggend ci-inclus; ci-joint; inclus
mee inberekend ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
met inbegrip van ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
omsingeld ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli

Synonyms for "inclus":


inclus form of inclure:

inclure verbe (inclus, inclut, incluons, incluez, )

  1. inclure (joindre; ajouter; insérer)
    toevoegen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; bijdoen
    • toevoegen verbe (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijsluiten verbe
    • bijvoegen verbe (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • erbij voegen verbe (voeg erbij, voegt erbij, voegde erbij, voegden erbij, erbij gevoegd)
    • bijdoen verbe (doe bij, doet bij, deed bij, deden bij, bijgedaan)
  2. inclure (ajouter; envelopper)
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen verbe (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen verbe (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten verbe (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten verbe
  3. inclure (ajouter; compter; joindre; adjoindre; faire nombre)
    toevoegen; erbij tellen; erbij optellen
    • toevoegen verbe (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • erbij tellen verbe (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • erbij optellen verbe (tel erbij op, telt erbij op, telde erbij op, telden erbij op, erbij opgeteld)
  4. inclure (calculer; compter)
    meetellen; meerekenen; erbij rekenen
    • meetellen verbe (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
    • meerekenen verbe (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
  5. inclure (comprendre; compter)
    meerekenen; meetellen
    • meerekenen verbe (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • meetellen verbe (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
  6. inclure
    meeberekenen
    • meeberekenen verbe (bereken mee, berekent mee, berekende mee, berekenden mee, meeberekend)
  7. inclure
    rekenen tot
    • rekenen tot verbe (reken tot, rekent tot, rekende tot, rekenden tot, gerekend tot)

Conjugations for inclure:

Présent
  1. inclus
  2. inclus
  3. inclut
  4. incluons
  5. incluez
  6. incluent
imparfait
  1. incluais
  2. incluais
  3. incluait
  4. incluions
  5. incluiez
  6. incluaient
passé simple
  1. inclus
  2. inclus
  3. inclut
  4. inclûmes
  5. inclùtes
  6. inclurent
futur simple
  1. inclurai
  2. incluras
  3. inclura
  4. inclurons
  5. inclurez
  6. incluront
subjonctif présent
  1. que j'inclue
  2. que tu inclues
  3. qu'il inclue
  4. que nous incluions
  5. que vous incluiez
  6. qu'ils incluent
conditionnel présent
  1. inclurais
  2. inclurais
  3. inclurait
  4. inclurions
  5. incluriez
  6. incluraient
passé composé
  1. ai inclu
  2. as inclu
  3. a inclu
  4. avons inclu
  5. avez inclu
  6. ont inclu
divers
  1. inclus!
  2. incluez!
  3. incluons!
  4. inclu
  5. incluant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for inclure:

NounRelated TranslationsOther Translations
bijvoegen addition; incorporation
toevoegen addition; incorporation
VerbRelated TranslationsOther Translations
bijdoen ajouter; inclure; insérer; joindre
bijsluiten ajouter; envelopper; inclure; insérer; joindre
bijvoegen ajouter; envelopper; inclure; insérer; joindre adjoindre; ajouter; brancher sur; correspondre; joindre; raccorder à; relier à; se joindre à; serrer les rangs
erbij optellen adjoindre; ajouter; compter; faire nombre; inclure; joindre
erbij rekenen calculer; compter; inclure
erbij tellen adjoindre; ajouter; compter; faire nombre; inclure; joindre additionner; ajouter
erbij voegen ajouter; inclure; insérer; joindre
insluiten ajouter; envelopper; inclure cerner; encercler; entourer; environner; incorporer
meeberekenen inclure
meerekenen calculer; comprendre; compter; inclure
meetellen calculer; comprendre; compter; inclure
rekenen tot inclure
toevoegen adjoindre; ajouter; compter; envelopper; faire nombre; inclure; insérer; joindre additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; joindre; remplir

Synonyms for "inclure":


Wiktionary Translations for inclure:


Cross Translation:
FromToVia
inclure bevatten encompass — include
inclure erbij; betrekken; rekening houden; metellen einbeziehentrennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen

Related Translations for inclus