Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate laver

Translate laver from French to Dutch

Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. laver:
  2. Wiktionary:

French

Detailed Translations for laver from French to Dutch

laver:

laver verbe (lave, laves, lavons, lavez, )

  1. laver (laver à grande eau; blanchir; rincer; délaver; passer à l'eau)
    wassen; uitwassen
    • wassen verbe (was, wast, waste, wasten, gewassen)
    • uitwassen verbe (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)
  2. laver (nettoyer; purifier; épurer; )
    schoonmaken; zuiveren; reinigen; schoonpoetsen
    • schoonmaken verbe (maak schoon, maakt schoon, maakte schoon, maakten schoon, schoongemaakt)
    • zuiveren verbe (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • reinigen verbe (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • schoonpoetsen verbe (poets schoon, poetst schoon, poetste schoon, poetsten schoon, schoongepoetst)
  3. laver (rincer; laver à grande eau; détacher)
    afspoelen
    • afspoelen verbe (spoel af, spoelt af, spoelde af, spoelden af, afgespoeld)
  4. laver (déclarer innocent; acquitter; décharger; )
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken verbe (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren verbe (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren verbe (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren verbe (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten verbe (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)
  5. laver (purifier; nettoyer; purger; épurer)
    reinigen; kuisen; klaren; in zedelijk opzicht zuiveren; louteren
  6. laver (blanchir)
    schoonwassen
    • schoonwassen verbe (was schoon, wast schoon, waste schoon, wasten schoon, schoongewassen)
  7. laver
    uitwassen
    • uitwassen verbe (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)
  8. laver (frotter; décrasser; faire briller; )
    boenen; schrobben; schoonboenen; afschrobben; afboenen; schoonschrobben
    • boenen verbe (boen, boent, boende, boenden, geboend)
    • schrobben verbe (schrob, schrobt, schrobde, schrobden, geschrobd)
    • schoonboenen verbe
    • afschrobben verbe (schrob af, schrobt af, schrobde af, schrobden af, afgeschrobd)
    • afboenen verbe
    • schoonschrobben verbe (schrob schoon, schrobt schoon, schrobde schoon, schrobden schoon, schoongeschrobd)

Conjugations for laver:

Présent
  1. lave
  2. laves
  3. lave
  4. lavons
  5. lavez
  6. lavent
imparfait
  1. lavais
  2. lavais
  3. lavait
  4. lavions
  5. laviez
  6. lavaient
passé simple
  1. lavai
  2. lavas
  3. lava
  4. lavâmes
  5. lavâtes
  6. lavèrent
futur simple
  1. laverai
  2. laveras
  3. lavera
  4. laverons
  5. laverez
  6. laveront
subjonctif présent
  1. que je lave
  2. que tu laves
  3. qu'il lave
  4. que nous lavions
  5. que vous laviez
  6. qu'ils lavent
conditionnel présent
  1. laverais
  2. laverais
  3. laverait
  4. laverions
  5. laveriez
  6. laveraient
passé composé
  1. ai lavé
  2. as lavé
  3. a lavé
  4. avons lavé
  5. avez lavé
  6. ont lavé
divers
  1. lave!
  2. lavez!
  3. lavons!
  5. lavé
  6. lavant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for laver:

NounRelated TranslationsOther Translations
boenen frottement; lavage; lavage par frottement
reinigen lavage; ménage; nettoyage; purification; rangement; épuration
schoonmaken ménage; nettoyage; purification; rangement; épuration
schrobben frottement; lavage le plancher; ménage; nettoyage
wassen enflure; gonflement; lavage; nettoyage
VerbRelated TranslationsOther Translations
afboenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
afschrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
afspoelen détacher; laver; laver à grande eau; rincer rincer
boenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
dechargeren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
in zedelijk opzicht zuiveren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
klaren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer achever; déclarer; dédouaner; finir; régler; terminer
kuisen laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
louteren laver; nettoyer; purger; purifier; épurer
onschuldig verklaren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
reinigen laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer nettoyer à fond
schoonboenen astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
schoonmaken laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer nettoyer à fond
schoonpoetsen laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer
schoonschrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
schoonwassen blanchir; laver
schrobben astiquer; cirer; décrasser; essuyer; faire briller; frotter; frotter de; laver; laver à grande eau; nettoyer
uitwassen blanchir; délaver; laver; laver à grande eau; passer à l'eau; rincer
vrijpleiten acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver plaider l'acquittement
vrijspreken acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver
wassen blanchir; délaver; laver; laver à grande eau; passer à l'eau; rincer croître; pousser; prospérer
zuiveren acquitter; blanchir; disculper; décharger; déclarer innocent; innocenter; laver; nettoyer; nettoyer à fond; purger; purifier; récurer; éponger; épurer
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
wassen ciré

Synonyms for "laver":


Wiktionary Translations for laver:

laver
verb
  1. nettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide.
laver
verb
  1. iets schoonmaken
  2. zichzelf schoonmaken
Cross Translation:
FromToVia
• laver → de was doen ↔ do the laundry — to wash the laundry
• laver → wassen ↔ wash — to clean with water
• laver → zich opfrissen; zich wassen ↔ wash up — wash one's hands and/or face (US)
• laver → myć ↔ wassen — iets schoonmaken
• laver → tekenen; merken ↔ zeichnen — (transitiv) eine bildliche Darstellung mittels Stift, Kohle, Kreide und Ähnlichem oder mittels stiftbasierter Eingabegeräte (Touchpens), virtuellem Stift beziehungsweise Mausklick vornehmlich in Linien und Strichen von etwas oder jemandem (künstlerisch) anfertigen, welche sich letztlich

Related Translations for laver







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0545 seconds
Page rendered in 1.0 seconds