Detailed Translations for s'attacher from French to Dutch
s'attacher:
-
vasthechten;
hechten;
lijmen;
vastplakken;
vastlijmen;
opplakken
-
vasthechten
verbe
(hecht vast, hechtte vast, hechtten vast, vastgehecht)
-
hechten
verbe
(hecht, hechtte, hechtten, gehecht)
-
lijmen
verbe
(lijm, lijmt, lijmde, lijmden, gelijmd)
-
vastplakken
verbe
(plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
-
vastlijmen
verbe
(lijm vast, lijmt vast, lijmde vast, lijmden vast, vastgelijmd)
-
opplakken
verbe
(plak op, plakt op, plakte op, plakten op, opgeplakt)
-
wortelen;
wortel schieten;
vastgroeien
-
wortelen
verbe
(wortel, wortelt, wortelde, wortelden, geworteld)
-
wortel schieten
verbe
(schiet wortel, schoot wortel, schoten wortel, wortel geschoten)
-
vastgroeien
verbe
(groei vast, groeit vast, groeide vast, groeiden vast, vastgegroeid)
-
plakken;
vastplakken;
aan elkaar hangen;
klitten;
aaneenplakken;
aan elkaar kleven;
kleven
-
plakken
verbe
(plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)
-
vastplakken
verbe
(plak vast, plakt vast, plakte vast, plakten vast, vastgeplakt)
-
-
klitten
verbe
(klit, klitte, klitten, geklit)
-
aaneenplakken
verbe
(plak aaneen, plakt aaneen, plakte aaneen, plakten aaneen, aaneengeplakt)
-
aan elkaar kleven
verbe
(kleef aan elkaar, kleeft aan elkaar, kleefde aan elkaar, kleefden aan elkaar, aan elkaar gekleefd)
-
kleven
verbe
(kleef, kleeft, kleefde, kleefden, gekleefd)
-
Translation Matrix for s'attacher:
External Machine Translations:
Related Translations for s'attacher