Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate salle

Translate salle from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

salle:
- vaklokaal; ziekenboegen; ziekenboeg; ziekenzaal; ziekenzalen; ruimte; aparte vergaderruimte
Wiktionary:
- salle → kamer, lokaal, vertrek
- salle → kamer, zaal, ruimte, vertrek

French

Detailed Translations for salle from French to Dutch

salle:

salle [la ~] nom

la salle (salle de classe; classe)
het vaklokaal
- vaklokaal [het ~] nom
la salle (infirmerie; infirmeries; salles d'hôpital)
de ziekenboegen; de ziekenboeg; de ziekenzaal; de ziekenzalen
- ziekenboegen [de ~] nom, pluriel
- ziekenboeg [de ~ (m)] nom
- ziekenzaal [de ~] nom
- ziekenzalen [de ~] nom, pluriel
la salle (salle de répartition)
de ruimte; aparte vergaderruimte
- ruimte [de ~ (v)] nom
- aparte vergaderruimte

Translation Matrix for salle:

Noun	Related Translations	Other Translations
ruimte	salle; salle de répartition	cosmos; espace; tout; univers
vaklokaal	classe; salle; salle de classe
ziekenboeg	infirmerie; infirmeries; salle; salles d'hôpital
ziekenboegen	infirmerie; infirmeries; salle; salles d'hôpital
ziekenzaal	infirmerie; infirmeries; salle; salles d'hôpital
ziekenzalen	infirmerie; infirmeries; salle; salles d'hôpital
Not Specified	Related Translations	Other Translations
aparte vergaderruimte	salle; salle de répartition

Synonyms for "salle":

pièce; morceau; comédie; chambre; salon; carrée; hall; foire; séjour

Wiktionary Translations for salle:

salle

noun

pièce d’un bâtiment.
- salle → kamer; lokaal; vertrek

Cross Translation:

From	To	Via
• salle	→ kamer	↔ chamber — enclosed space
• salle	→ zaal	↔ hall — meeting room
• salle	→ zaal	↔ hall — principal room of a secular medieval building
• salle	→ ruimte; kamer; zaal; vertrek	↔ room — division in a building

Related Translations for salle