Interglot - "se prolonger" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

se prolonger:
- verdergaan; voortgaan; doorlopen; verder lopen; avanceren; uitlopen op; ontaarden

French

Detailed Translations for se prolonger from French to Dutch

se prolonger (continuer; poursuivre; persister; avancer; marcher plus loin; devoir continuer)
verdergaan; voortgaan; doorlopen; verder lopen; avanceren
- verdergaan verbe (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
- voortgaan verbe (ga voort, gaat voort, ging voort, gingen voort, voortgegaan)
- doorlopen verbe (loop door, loopt door, liep door, liepen door, doorgelopen)
- verder lopen verbe (loop verder, loopt verder, liep verder, liepen verder, verder gelopen)
- avanceren verbe (avanceer, avanceert, avanceerde, avanceerden, geavanceerd)
se prolonger (se terminer en; dégénérer; se dégrader; déboucher sur)
uitlopen op; ontaarden
- uitlopen op verbe
- ontaarden verbe (ontaard, ontaardt, ontaardde, ontaardden, ontaard)

Noun	Related Translations	Other Translations
ontaarden		dégénérées; dégénérés; dénaturés
Verb	Related Translations	Other Translations
avanceren	avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger	favoriser; promouvoir; promouvoir quelque chose
doorlopen	avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
ontaarden	déboucher sur; dégénérer; se dégrader; se prolonger; se terminer en	dégénérer; s'abâtardir; se corrompre
uitlopen op	déboucher sur; dégénérer; se dégrader; se prolonger; se terminer en
verder lopen	avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
verdergaan	avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger	avancer; continuer; durer; faire durer; laisser continuer; persister; poursuivre; prolonger; se continuer; se poursuivre
voortgaan	avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger	continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre