French
Detailed Translations for se séparer from French to Dutch
se séparer:
-
se séparer
uitmaken; uit elkaar gaan-
uit elkaar gaan verbe (ga uit elkaar, gaat uit elkaar, ging uit elkaar, gingen uit elkaar, uit elkaar gegaan)
-
se séparer (séparer; dire adieu à)
uit elkaar gaan; scheiden; uiteengaan; van elkaar gaan-
uit elkaar gaan verbe (ga uit elkaar, gaat uit elkaar, ging uit elkaar, gingen uit elkaar, uit elkaar gegaan)
-
van elkaar gaan verbe (ga van elkaar, gaat van elkaar, ging van elkaar, gingen van elkaar, gingen van elkaat)
-
-
se séparer (divorcer)
scheiden; uit elkaar gaan-
uit elkaar gaan verbe (ga uit elkaar, gaat uit elkaar, ging uit elkaar, gingen uit elkaar, uit elkaar gegaan)
-
se séparer (se diviser; se dissocier)
zich splitsen-
zich splitsen verbe
-
Translation Matrix for se séparer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
uiteengaan | séparation | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
scheiden | dire adieu à; divorcer; se séparer; séparer | cliver; couper; dedoubler; dissocier; découpler; défaire; dégager; dénouer; détacher; fissionner; libérer; ouvrir; séparer |
uit elkaar gaan | dire adieu à; divorcer; se séparer; séparer | |
uiteengaan | dire adieu à; se séparer; séparer | cliver; dissocier; séparer |
uitmaken | se séparer | arrêter; couper; débrancher; débrayer; déconnecter; mettre hors de circuit |
van elkaar gaan | dire adieu à; se séparer; séparer | |
zich splitsen | se dissocier; se diviser; se séparer |