Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitschilderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitschilderen from Dutch to German

uitschilderen:

uitschilderen verbe (schilder uit, schildert uit, schilderde uit, schilderden uit, uitgeschilderd)

  1. uitschilderen

Conjugations for uitschilderen:

o.t.t.
  1. schilder uit
  2. schildert uit
  3. schildert uit
  4. schilderen uit
  5. schilderen uit
  6. schilderen uit
o.v.t.
  1. schilderde uit
  2. schilderde uit
  3. schilderde uit
  4. schilderden uit
  5. schilderden uit
  6. schilderden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeschilderd
  2. hebt uitgeschilderd
  3. heeft uitgeschilderd
  4. hebben uitgeschilderd
  5. hebben uitgeschilderd
  6. hebben uitgeschilderd
v.v.t.
  1. had uitgeschilderd
  2. had uitgeschilderd
  3. had uitgeschilderd
  4. hadden uitgeschilderd
  5. hadden uitgeschilderd
  6. hadden uitgeschilderd
o.t.t.t.
  1. zal uitschilderen
  2. zult uitschilderen
  3. zal uitschilderen
  4. zullen uitschilderen
  5. zullen uitschilderen
  6. zullen uitschilderen
o.v.t.t.
  1. zou uitschilderen
  2. zou uitschilderen
  3. zou uitschilderen
  4. zouden uitschilderen
  5. zouden uitschilderen
  6. zouden uitschilderen
en verder
  1. ben uitgeschilderd
  2. bent uitgeschilderd
  3. is uitgeschilderd
  4. zijn uitgeschilderd
  5. zijn uitgeschilderd
  6. zijn uitgeschilderd
diversen
  1. schilder uit!
  2. schildert uit!
  3. uitgeschilderd
  4. uitschilderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitschilderen [znw.] nom

  1. uitschilderen

Translation Matrix for uitschilderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Porträtieren uitschilderen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ausmalen uitschilderen

Wiktionary Translations for uitschilderen:

uitschilderen
  1. (transitiv); im übertragenen Sinne: schildern; (in literarischen Darbietungen und Texten) Figuren, Charaktere mittels Zeichen, Sprachstil, Gesten, in Haltung und Miene interagierend handeln lassen

Cross Translation:
FromToVia
uitschilderen malen dépeindredécrire et représenter par le discours.
uitschilderen malen peindreenduire ou couvrir de peinture, de couleur ou de pigments.