Dutch
Detailed Translations for hamer from Dutch to German
hamer:
-
de hamer (slaghamer)
Translation Matrix for hamer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Hammer | hamer; slaghamer | |
Schlaghammer | hamer; slaghamer |
Related Words for "hamer":
Related Definitions for "hamer":
Wiktionary Translations for hamer:
hamer
Cross Translation:
noun
hamer
-
werktuig dat kan worden gebruikt om te slaan
- hamer → Hammer
noun
-
Werkzeug bestehend aus Hammerkopf und Stiel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hamer | → Hammer | ↔ hammer — tool |
• hamer | → Hammer | ↔ hammer — piano part |
• hamer | → Hammer | ↔ marteau — Outil percuteur |
• hamer | → Hammer | ↔ marteau — Petite tringle de bois d’un piano |
• hamer | → Hammer | ↔ marteau — Osselet de l’oreille |
hameren:
-
hameren (bonken; slaan; rammen)
-
hameren (kloppen met een hamer)
-
hameren (blijven herhalen)
Conjugations for hameren:
o.t.t.
- hamer
- hamert
- hamert
- hameren
- hameren
- hameren
o.v.t.
- hamerde
- hamerde
- hamerde
- hamerden
- hamerden
- hamerden
v.t.t.
- heb gehamerd
- hebt gehamerd
- heeft gehamerd
- hebben gehamerd
- hebben gehamerd
- hebben gehamerd
v.v.t.
- had gehamerd
- had gehamerd
- had gehamerd
- hadden gehamerd
- hadden gehamerd
- hadden gehamerd
o.t.t.t.
- zal hameren
- zult hameren
- zal hameren
- zullen hameren
- zullen hameren
- zullen hameren
o.v.t.t.
- zou hameren
- zou hameren
- zou hameren
- zouden hameren
- zouden hameren
- zouden hameren
diversen
- hamer!
- hamert!
- gehamerd
- hamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze