Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: maal

Dutch and German Search Results for: maal

Summary

Dutch to German: more detail...

maal:
- Mal
- Mahlzeit; Essen; Speise
malen:
- mahlen; zermahlen; feinmahlen
Wiktionary:
- maal → Mal, Mahl, Mahlzeit
- maal → mal, Mal, Essen, Mahlzeit, Fraß
- malen → mahlen
- malen → reiben, zermahlen, mahlen, delirieren, irre reden, faseln

Dutch

Detailed Translations for maal from Dutch to German

maal:

maal [de ~] nom

de maal (keer)

– elk moment waarop het gebeurt ¹
Mal
- Mal [das ~] nom

maal [het ~] nom

het maal (maaltijd; eten; diner)

– keer per dag dat je voedsel eet ¹
die Mahlzeit; Essen; die Speise
- Mahlzeit [die ~] nom
- Essen [das ~] nom
- Speise [die ~] nom

Translation Matrix for maal:

Noun	Related Translations	Other Translations
Essen	diner; eten; maal; maaltijd	brunch; eetwaren; eten; kost; proviand; spijs; spijziging; voeding; voedsel
Mahlzeit	diner; eten; maal; maaltijd
Mal	keer; maal	stigma; wondteken van Christus
Speise	diner; eten; maal; maaltijd	eetwaren; eten; gerecht; proviand; schotel; spijs; voeding; voedingsmiddelen; voedsel
-	keer; maaltijd

Related Words for "maal":

malen, maaltje, maaltjes

Synonyms for "maal":

Related Definitions for "maal":

elk moment waarop het gebeurt¹
- ik zat voor de eerste maal in een sportwagen¹
keer per dag dat je voedsel eet¹
- ze bereidde een heerlijk maal voor ons¹

Wiktionary Translations for maal:

maal

noun

telkens terugkerend tijdstip waarop iets gebeurt
- maal → Mal
de handeling van eten zoals die dagelijks op geregelde tijden plaatsvindt
- maal → Mahl; Mahlzeit

Cross Translation:

From	To	Via
• maal	→ mal	↔ times — multiplied by
• maal	→ Mal	↔ fois — Reprise
• maal	→ Essen; Mahlzeit; Fraß	↔ repas — Nourriture (sens général)

malen:

malen verbe (maal, maalt, maalde, maalden, gemalen)

malen (fijnmalen; vermalen)
mahlen; zermahlen; feinmahlen
- mahlen verbe (mahle, mahlst, mahlt, mahlte, mahltet, gemahlt)
- zermahlen verbe (zermahle, zermahlst, zermahlt, zermahlte, zermahltet, zermahlt)
- feinmahlen verbe (mahle fein, mahlst fein, mahlt fein, mahlte fein, mahltet fein, feingemahlt)

Conjugations for malen:

o.t.t.

maal
maalt
maalt
malen
malen
malen

o.v.t.

maalde
maalde
maalde
maalden
maalden
maalden

v.t.t.

heb gemalen
hebt gemalen
heeft gemalen
hebben gemalen
hebben gemalen
hebben gemalen

v.v.t.

had gemalen
had gemalen
had gemalen
hadden gemalen
hadden gemalen
hadden gemalen

o.t.t.t.

zal malen
zult malen
zal malen
zullen malen
zullen malen
zullen malen

o.v.t.t.

zou malen
zou malen
zou malen
zouden malen
zouden malen
zouden malen

diversen

maal!
maalt!
gemalen
malend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for malen:

Verb	Related Translations	Other Translations
feinmahlen	fijnmalen; malen; vermalen	fijn drukken; fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
mahlen	fijnmalen; malen; vermalen
zermahlen	fijnmalen; malen; vermalen	fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren

Related Words for "malen":

mal, maal

Wiktionary Translations for malen:

malen

verb

tussen twee harde voorwerpen fijnwrijven
- malen → mahlen

Cross Translation:

From	To	Via
• malen	→ reiben	↔ grate — shred
• malen	→ zermahlen; mahlen	↔ grind — to make smaller by breaking with a device
• malen	→ delirieren; irre reden; faseln	↔ délirer — Avoir le délire, être en délire.
• malen	→ mahlen	↔ moudre — Mettre en poudre au moyen du moulin.

¹Muiswerk Woordenboek