Summary


Dutch

Detailed Translations for wegsluiten from Dutch to German

wegsluiten:

wegsluiten verbe (sluit weg, sloot weg, sloten weg, weggesloten)

  1. wegsluiten (wegbergen; opbergen)
    weglegen; wegschließen; wegräumen
    • weglegen verbe (lege weg, legst weg, legt weg, legte weg, legtet weg, weggelegt)
    • wegschließen verbe (schließe weg, schließt weg, schloß weg, schloßt weg, weggeschlossen)
    • wegräumen verbe (räume weg, räumst weg, räumt weg, räumte weg, räumtet weg, weggeräumt)

Conjugations for wegsluiten:

o.t.t.
  1. sluit weg
  2. sluit weg
  3. sluit weg
  4. sluiten weg
  5. sluiten weg
  6. sluiten weg
o.v.t.
  1. sloot weg
  2. sloot weg
  3. sloot weg
  4. sloten weg
  5. sloten weg
  6. sloten weg
v.t.t.
  1. heb weggesloten
  2. hebt weggesloten
  3. heeft weggesloten
  4. hebben weggesloten
  5. hebben weggesloten
  6. hebben weggesloten
v.v.t.
  1. had weggesloten
  2. had weggesloten
  3. had weggesloten
  4. hadden weggesloten
  5. hadden weggesloten
  6. hadden weggesloten
o.t.t.t.
  1. zal wegsluiten
  2. zult wegsluiten
  3. zal wegsluiten
  4. zullen wegsluiten
  5. zullen wegsluiten
  6. zullen wegsluiten
o.v.t.t.
  1. zou wegsluiten
  2. zou wegsluiten
  3. zou wegsluiten
  4. zouden wegsluiten
  5. zouden wegsluiten
  6. zouden wegsluiten
diversen
  1. sluit weg!
  2. sluit weg!
  3. weggesloten
  4. wegsluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegsluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
weglegen opbergen; wegbergen; wegsluiten bergen; bewaren; opruimen; opzij leggen; wegzetten
wegräumen opbergen; wegbergen; wegsluiten afdekken; afruimen; bergen; demonteren; ontmantelen; onttakelen; opbergen; opruimen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; wegbergen
wegschließen opbergen; wegbergen; wegsluiten

Wiktionary Translations for wegsluiten:


Cross Translation:
FromToVia
wegsluiten einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).