Dutch

Detailed Translations for kwestie from Dutch to German

kwestie:

kwestie [de ~ (v)] nom

  1. de kwestie (issue; punt)
    die Frage; die Sache; die Streitfrage; der Fall; Problem; die Angelegenheit
  2. de kwestie (aangelegenheid; geval; zaak; affaire)
    die Sache; die Angelegenheit; die Affäre; die Frage
  3. de kwestie (geval; zaak)
    die Sache; die Angelegenheit
  4. de kwestie (probleem; vraagstuk)
    Problem
  5. de kwestie (opgave; vraagstuk; opgaaf; zwaarte; probleem)
    die Aufgabe
  6. de kwestie (casus; geval)
    der Fall; der Vorfall; der Vorgang; der Zwischenfall
  7. de kwestie (geschil; ruzie; twist)
    der Streit; der Konflikt; die Meinungsverschiedenheit; die Uneinigkeit; die Streitigkeit; der Twist; die Differenz; die Auseinandersetzung; der Wortwechsel; Streitgespräch; die Zwietracht

Translation Matrix for kwestie:

NounRelated TranslationsOther Translations
Affäre aangelegenheid; affaire; geval; kwestie; zaak affaire; avontuurtje; liaison; liefdesrelatie; relatie; slippertje; verhouding
Angelegenheit aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak affaire; liaison; liefdesrelatie; relatie; verhouding
Aufgabe kwestie; opgaaf; opgave; probleem; vraagstuk; zwaarte afgifte; bezigheid; bezorging; capitulatie; geleverde; hobby; karweitje; klusje; krachttoer; leverantie; levering; onderwerp; opgave; overgave; taak; thema; zich neerleggen bij
Auseinandersetzung geschil; kwestie; ruzie; twist argumentatie; betoog; boedelscheiding; botsing; conflict; discussie; dispuut; geschil; gesprek; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; ruzie; standpuntbepaling; strijd; twist; verenigingsdispuut; woordenwisseling; worsteling
Differenz geschil; kwestie; ruzie; twist bon; coupon; dispuut; geschil; meningsverschil; onderscheid; onenigheid; onmin; onvrede; twist; verenigingsdispuut; verschil; verschillendheid; woordenwisseling
Fall casus; geval; issue; kwestie; punt debacle; dreun; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; ineenstorting; ineenzakking; instorting; invalshoek; klap; knal; kwak; naamval; ondergang; oogpunt; perspectief; probleemgeval; smak; standpunt; teloorgang; tenondergang; val; verderf; zienswijs
Frage aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak vraag
Konflikt geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; gevecht; kamp; onderlinge strijd; onenigheid; ruzie; strijd; twist; worsteling
Meinungsverschiedenheit geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; dispuut; geschil; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; ruzie; strijd; twist; verenigingsdispuut; woordenwisseling; worsteling
Problem issue; kwestie; probleem; punt; vraagstuk hersenbreker; ingewikkeldheid; kwesties; moeilijkheid; narigheden; probleem; problematiek; problemen; puzzel
Sache aangelegenheid; affaire; geval; issue; kwestie; punt; zaak affaire; artikel; ding; gezichtshoek; gezichtspunt; goed; invalshoek; item; liaison; liefdesrelatie; object; oogpunt; perspectief; relatie; standpunt; verhouding; voorwerp; zaak; zienswijs
Streit geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; concours; conflict; controverse; geargumenteer; gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geredeneer; geruzie; gevecht; kamp; misnoegen; onbehagen; onenigheid; onmin; onvrede; partij; pot; ruzie; strijd; twist; wedstrijd; worsteling
Streitfrage issue; kwestie; punt geschilpunt; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; omstreden kwestie; oogpunt; perspectief; punt van geschil; punt van onenigheid; standpunt; strijdpunt; strijdvraag; twistpunt; twistvraag; zienswijs
Streitgespräch geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; debat; discussie; dispuut; geschil; gesprek; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
Streitigkeit geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; gevecht; kamp; onenigheid; onmin; onvrede; ruzie; strijd; twist; worsteling
Twist geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; geschil; gevecht; kamp; onenigheid; ruzie; strijd; twist; worsteling
Uneinigkeit geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; disharmonie; geschil; gespletenheid; misnoegen; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
Vorfall casus; geval; kwestie feit; gebeurtenis; incident; voorval
Vorgang casus; geval; kwestie bewerking; feit; gebeurtenis; incident; voorval
Wortwechsel geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; dispuut; meningsverschil; onenigheid; ruzie; twist; woordenwisseling
Zwietracht geschil; kwestie; ruzie; twist botsing; conflict; disharmonie; gespletenheid; onenigheid; ruzie; scheuring; schisma; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; vete
Zwischenfall casus; geval; kwestie incident; zaakje
- moeilijkheid; probleem; zaak

Related Words for "kwestie":


Synonyms for "kwestie":


Related Definitions for "kwestie":

  1. waar het over gaat1
    • ik heb de kwestie met hem besproken1
  2. waar niet meteen een antwoord of een oplossing is1
    • de kwestie is: wie wordt de nieuwe directeur1

Wiktionary Translations for kwestie:

kwestie
noun
  1. zaak, geschil, probleem

Cross Translation:
FromToVia
kwestie Frage question — topic under discussion
kwestie Frage; Anfrage questioninterrogation, demande que l’on faire pour s’informer de quelque chose.

Related Translations for kwestie