Summary
Dutch to German: more detail...
- aankomen:
-
Wiktionary:
- aankomen → ankommen, zunehmen
- aankomen → kommen, gelangen, erreichen, einlangen, ankommen, eintreffen, einlaufen, zunehmen, zulegen, Speck ansetzen, Fett ansetzen, Erfolg haben, gelingen, bestehen, geschehen, passieren, sich ereignen, stattfinden, vorkommen, hingeraten, zukommen, herzukommen
Dutch
Detailed Translations for aankomen from Dutch to German
aankomen:
-
aankomen (arriveren)
– na een reis ergens komen 1 -
aankomen (finishen; eindigen)
-
aankomen (zwaarder worden; dikker worden)
– dikker worden 1 -
aankomen (op visite gaan; bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; langsgaan)
besuchen; auf Besuch gehen; vorbeikommen; aufsuchen; vorüberkommen-
auf Besuch gehen verbe
-
vorbeikommen verbe (komme vorbei, kommst vorbei, kommt vorbei, kam vorbei, kamt vorbei, verbeigekommen)
-
vorüberkommen verbe (komme vorüber, kommst vorüber, kommt vorüber, kam vorüber, kamet vorüber, vorübergekommen)
-
aankomen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; voorbijkomen; opzoeken; inlopen)
besuchen; vorbeikommen-
vorbeikommen verbe (komme vorbei, kommst vorbei, kommt vorbei, kam vorbei, kamt vorbei, verbeigekommen)
Conjugations for aankomen:
o.t.t.
- kom aan
- komt aan
- komt aan
- komen aan
- komen aan
- komen aan
o.v.t.
- kwam aan
- kwam aan
- kwam aan
- kwamen aan
- kwamen aan
- kwamen aan
v.t.t.
- ben aangekomen
- bent aangekomen
- is aangekomen
- zijn aangekomen
- zijn aangekomen
- zijn aangekomen
v.v.t.
- was aangekomen
- was aangekomen
- was aangekomen
- waren aangekomen
- waren aangekomen
- waren aangekomen
o.t.t.t.
- zal aankomen
- zult aankomen
- zal aankomen
- zullen aankomen
- zullen aankomen
- zullen aankomen
o.v.t.t.
- zou aankomen
- zou aankomen
- zou aankomen
- zouden aankomen
- zouden aankomen
- zouden aankomen
diversen
- kom aan!
- komt aan!
- aangekomen
- aankomende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aankomen:
Synonyms for "aankomen":
Antonyms for "aankomen":
Related Definitions for "aankomen":
Wiktionary Translations for aankomen:
aankomen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aankomen | → kommen; gelangen; erreichen | ↔ arrive — to reach |
• aankomen | → einlangen; ankommen; eintreffen; einlaufen | ↔ arrive — to get to a certain place |
• aankomen | → erreichen; ankommen | ↔ get — arrive at |
• aankomen | → zunehmen; zulegen; Speck ansetzen; Fett ansetzen | ↔ put on weight — to become heavier |
• aankomen | → Erfolg haben; gelingen; bestehen; geschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; hingeraten; ankommen; eintreffen; gelangen; zukommen; herzukommen | ↔ arriver — parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur. |
External Machine Translations: