Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. creperen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for creperen from Dutch to German

creperen:

creperen verbe (crepeer, crepeert, crepeerde, crepeerden, gecrepeerd)

  1. creperen (verrekken; zieltogen)
    verenden; krepieren
    • verenden verbe
    • krepieren verbe (krepiere, krepierst, krepiert, krepierte, krepiertet, krepiert)

Conjugations for creperen:

o.t.t.
  1. crepeer
  2. crepeert
  3. crepeert
  4. creperen
  5. creperen
  6. creperen
o.v.t.
  1. crepeerde
  2. crepeerde
  3. crepeerde
  4. crepeerden
  5. crepeerden
  6. crepeerden
v.t.t.
  1. heb gecrepeerd
  2. hebt gecrepeerd
  3. heeft gecrepeerd
  4. hebben gecrepeerd
  5. hebben gecrepeerd
  6. hebben gecrepeerd
v.v.t.
  1. had gecrepeerd
  2. had gecrepeerd
  3. had gecrepeerd
  4. hadden gecrepeerd
  5. hadden gecrepeerd
  6. hadden gecrepeerd
o.t.t.t.
  1. zal creperen
  2. zult creperen
  3. zal creperen
  4. zullen creperen
  5. zullen creperen
  6. zullen creperen
o.v.t.t.
  1. zou creperen
  2. zou creperen
  3. zou creperen
  4. zouden creperen
  5. zouden creperen
  6. zouden creperen
diversen
  1. crepeer!
  2. crepeert!
  3. gecrepeerd
  4. creperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

creperen [znw.] nom

  1. creperen
    Krepieren

Translation Matrix for creperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Krepieren creperen
VerbRelated TranslationsOther Translations
krepieren creperen; verrekken; zieltogen hongeren; hongerlijden; verhongeren; verrekken
verenden creperen; verrekken; zieltogen

Wiktionary Translations for creperen:


Cross Translation:
FromToVia
creperen umkommen; untergehen; zu Grunde gehen périrprendre fin ; cesser d’être.