Summary
Dutch to German: more detail...
- aandraaien:
-
Wiktionary:
- aandraaien → anziehen, andrehen, anknipsen, einschalten
- aandraaien → in Brand stecken, anstecken, geben, schenken, angeben, herreichen, verbringen, zubringen, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erteilen, verabreichen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, gewähren, gestatten, drehen, kehren, umdrehen, umwälzen, wenden, umwenden, drechseln
Dutch
Detailed Translations for aandraaien from Dutch to German
aandraaien:
-
aandraaien (door draaien vastmaken)
festdrehen; anziehen; andrehen; anschrauben; festschrauben-
anschrauben verbe (schraube an, schraubst an, schraubt an, schraubte an, schraubtet an, angeschraubt)
-
festschrauben verbe (schraube fest, schraubst fest, schraubt fest, schraubte fest, schraubtet fest, festgeschraubt)
-
aandraaien (inschakelen; aandoen)
einschalten-
einschalten verbe (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
Conjugations for aandraaien:
o.t.t.
- draai aan
- draait aan
- draait aan
- draaien aan
- draaien aan
- draaien aan
o.v.t.
- draaide aan
- draaide aan
- draaide aan
- draaiden aan
- draaiden aan
- draaiden aan
v.t.t.
- heb aangedraaid
- hebt aangedraaid
- heeft aangedraaid
- hebben aangedraaid
- hebben aangedraaid
- hebben aangedraaid
v.v.t.
- had aangedraaid
- had aangedraaid
- had aangedraaid
- hadden aangedraaid
- hadden aangedraaid
- hadden aangedraaid
o.t.t.t.
- zal aandraaien
- zult aandraaien
- zal aandraaien
- zullen aandraaien
- zullen aandraaien
- zullen aandraaien
o.v.t.t.
- zou aandraaien
- zou aandraaien
- zou aandraaien
- zouden aandraaien
- zouden aandraaien
- zouden aandraaien
diversen
- draai aan!
- draait aan!
- aangedraaid
- aandraaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aandraaien:
Wiktionary Translations for aandraaien:
aandraaien
Cross Translation:
verb
-
vaster draaien
- aandraaien → anziehen
-
iets in werking stellen
- aandraaien → andrehen; anknipsen; einschalten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aandraaien | → in Brand stecken; anstecken | ↔ allumer — enflammer ; mettre le feu à. |
• aandraaien | → geben; schenken; angeben; herreichen; verbringen; zubringen; ausgehen; ausrücken; hinausgehen; erteilen; verabreichen; hervorbringen; erzeugen; tragen; spenden; machen; übergeben; überantworten; anvertrauen; gewähren; gestatten | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• aandraaien | → drehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden; drechseln | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |
External Machine Translations: