Dutch
Detailed Translations for stabiliseren from Dutch to German
stabiliseren:
-
stabiliseren (stabiel maken)
stabilisieren-
stabilisieren verbe (stabilisiere, stabilisierst, stabilisiert, stabilisierte, stabilisiertet, stabilisiert)
-
Conjugations for stabiliseren:
o.t.t.
- stabiliseer
- stabiliseert
- stabiliseert
- stabiliseren
- stabiliseren
- stabiliseren
o.v.t.
- stabiliseerde
- stabiliseerde
- stabiliseerde
- stabiliseerden
- stabiliseerden
- stabiliseerden
v.t.t.
- ben gestabiliseerd
- bent gestabiliseerd
- is gestabiliseerd
- zijn gestabiliseerd
- zijn gestabiliseerd
- zijn gestabiliseerd
v.v.t.
- was gestabiliseerd
- was gestabiliseerd
- was gestabiliseerd
- waren gestabiliseerd
- waren gestabiliseerd
- waren gestabiliseerd
o.t.t.t.
- zal stabiliseren
- zult stabiliseren
- zal stabiliseren
- zullen stabiliseren
- zullen stabiliseren
- zullen stabiliseren
o.v.t.t.
- zou stabiliseren
- zou stabiliseren
- zou stabiliseren
- zouden stabiliseren
- zouden stabiliseren
- zouden stabiliseren
diversen
- stabiliseer!
- stabiliseert!
- gestabiliseerd
- stabiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stabiliseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
stabilisieren | stabiel maken; stabiliseren |
Wiktionary Translations for stabiliseren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stabiliseren | → stabilisieren | ↔ steady — to stabilize |