Dutch

Detailed Translations for wentelen from Dutch to German

wentelen:

wentelen verbe (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)

  1. wentelen (draaien; roteren; rollen; ronddraaien; kantelen)
    rollen; rotieren; herumwirbeln; drehen; herumschwenken; umwenden; kehren; umdrehen; herumdrehen; sich drehen; sich wälzen; kugeln; umkehren; sich herum drehen; verdrehen; transformieren
    • rollen verbe (rolle, rollst, rollt, rollte, rolltet, gerollt)
    • rotieren verbe (rotiere, rotierst, rotiert, rotierte, rotiertet, rotiert)
    • herumwirbeln verbe (wirble herum, wirbelst herum, wirbelt herum, wirbelte herum, wirbeltet herum, herumgewirbelt)
    • drehen verbe (drehe, drehst, dreht, drehte, drehtet, gedreht)
    • herumschwenken verbe (schwenke herum, schwenkst herum, schwenkt herum, schwenkte herum, schwenktet herum, herumgeschwenkt)
    • umwenden verbe (wende um, wendest um, wendet um, wendete um, wendetet um, umgewendet)
    • kehren verbe (kehre, kehrst, kehrt, kehrte, kehrtet, gekehrt)
    • umdrehen verbe (drehe um, drehst um, dreht um, drehte um, drehtet um, umgedreht)
    • herumdrehen verbe (drehe herum, drehst herum, dreht herum, drehte herum, drehtet herum, herumgedreht)
    • sich drehen verbe (drehe mich, drehst dich, dreht sich, drehte sich, drehtet euch, sich gedreht)
    • sich wälzen verbe (wälze mich, wälzt dich, wälzt sich, wälzte sich, wälztet euch, sich gewälzt)
    • kugeln verbe (kugele, kugelst, kugelt, kugelte, kugeltet, gekugelt)
    • umkehren verbe (kehre um, kehrst um, kehrt um, kehrte um, kehrtet um, umgekehrt)
    • verdrehen verbe (verdrehe, verdrehst, verdreht, verdrehte, verdrehtet, verdreht)
    • transformieren verbe (transformiere, transformierst, transformiert, transformierte, transformiertet, transformiert)

Conjugations for wentelen:

o.t.t.
  1. wentel
  2. wentelt
  3. wentelt
  4. wentelen
  5. wentelen
  6. wentelen
o.v.t.
  1. wentelde
  2. wentelde
  3. wentelde
  4. wentelden
  5. wentelden
  6. wentelden
v.t.t.
  1. heb gewenteld
  2. hebt gewenteld
  3. heeft gewenteld
  4. hebben gewenteld
  5. hebben gewenteld
  6. hebben gewenteld
v.v.t.
  1. had gewenteld
  2. had gewenteld
  3. had gewenteld
  4. hadden gewenteld
  5. hadden gewenteld
  6. hadden gewenteld
o.t.t.t.
  1. zal wentelen
  2. zult wentelen
  3. zal wentelen
  4. zullen wentelen
  5. zullen wentelen
  6. zullen wentelen
o.v.t.t.
  1. zou wentelen
  2. zou wentelen
  3. zou wentelen
  4. zouden wentelen
  5. zouden wentelen
  6. zouden wentelen
diversen
  1. wentel!
  2. wentelt!
  3. gewenteld
  4. wentelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wentelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
drehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; filmen; keren; kolken; met iemand worstelen; omdraaien; overstag gaan; ronddraaien; wenden; worstelen
herumdrehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; iets omdraaien; keren; kolken; omdraaien; omkeren; omwenden; omzwaaien; ronddraaien; rondtollen; tollen; wenden; zich omdraaien; zwenken
herumschwenken draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen heen-en-weer-zwaaien; iets omdraaien; omkeren; rondzwaaien
herumwirbeln draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen
kehren draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen dateren; draaien; keren; omdraaien; omkeren; overstag gaan; teruggaan; teruggrijpen; wederkeren; weerkeren; wenden; zwenken
kugeln draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen kogelen
rollen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; kolken; ronddraaien; taxiën; verrollen
rotieren draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; omrollen; omwentelen
sich drehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; kolken; rondtollen; rondwentelen; tollen; wenden; wervelen; wielen; zwenken
sich herum drehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen
sich wälzen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen
transformieren draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen omschakelen van stroom; transformeren
umdrehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; iets omdraaien; keren; omdraaien; omkeren; omrollen; omwenden; omwentelen; teruggaan; wederkeren; weerkeren; wegdraaien; wenden; zich omdraaien; zwenken
umkehren draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen draaien; iets omdraaien; keren; omkeren; retourneren; teruggaan; terugkeren; terugkomen; wederkeren; weerkeren; wenden; zich omdraaien; zwenken
umwenden draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen iets omdraaien; omkeren; retourneren; terugkeren; terugkomen
verdrehen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen iets omdraaien; omkeren; verdraaien

Wiktionary Translations for wentelen:


Cross Translation:
FromToVia
wentelen zurückkehren; drehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden; zurücksenden; mengen; mischen retourneraller de nouveau en un lieu.
wentelen quacksalbern; Kurpfuscherei betreiben; rollen; wälzen rouler — Traductions à trier suivant le sens