Summary
Dutch to German: more detail...
- voldaan:
- voldoen:
-
Wiktionary:
- voldaan → realisiert, erreicht, zufrieden, befriedigt, vollendet, vollkommen, froh
- voldoen → genügen, entsprechen, befriedigen
- voldoen → bezahlen, befriedigen, zufriedenstellen, ausreichen, genügen, kaufen, zahlen, abzahlen, auszahlen, einzahlen, entrichten, hinreichen, zureichen, reichen
Dutch
Detailed Translations for voldaan from Dutch to German
voldaan:
-
voldaan (tevreden; bevredigd; vergenoegd; verzadigd; genoeg)
zufrieden; gesättigt; glücklich; befriedigt; fröhlich-
zufrieden adj
-
gesättigt adj
-
glücklich adj
-
befriedigt adj
-
fröhlich adj
-
-
voldaan (tevreden; gelukkig; vergenoegd)
Translation Matrix for voldaan:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
befriedigt | bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | verzadigd; vol; volgegeten |
fröhlich | bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; druk; drukbezet; drukpratend; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; gelukzalig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; inblij; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; ontzettend blij; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; uitbundig; uitgelaten; verrukt; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zalig; zielsgelukkig; zonnig |
gesättigt | bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | verzadigd; vol; volgegeten |
glücklich | bevredigd; gelukkig; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan | fortuinlijk; gelukkig; goed geluimd; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgestemd |
zufrieden | bevredigd; gelukkig; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan |
Related Words for "voldaan":
Wiktionary Translations for voldaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voldaan | → realisiert; erreicht | ↔ accomplished — completed |
• voldaan | → zufrieden; befriedigt | ↔ satisfied — in a state of satisfaction |
• voldaan | → vollendet; vollkommen; erreicht; realisiert | ↔ accompli — Fini, parfait |
• voldaan | → froh; zufrieden | ↔ content — À trier |
voldoen:
-
voldoen (volstaan)
-
voldoen (vereffenen; betalen)
-
voldoen (rekening betalen)
-
voldoen (betalen)
Conjugations for voldoen:
o.t.t.
- voldoe
- voldoet
- voldoet
- voldoen
- voldoen
- voldoen
o.v.t.
- voldeed
- voldeed
- voldeed
- voldeden
- voldeden
- voldeden
v.t.t.
- heb voldaan
- hebt voldaan
- heeft voldaan
- hebben voldaan
- hebben voldaan
- hebben voldaan
v.v.t.
- had voldaan
- had voldaan
- had voldaan
- hadden voldaan
- hadden voldaan
- hadden voldaan
o.t.t.t.
- zal voldoen
- zult voldoen
- zal voldoen
- zullen voldoen
- zullen voldoen
- zullen voldoen
o.v.t.t.
- zou voldoen
- zou voldoen
- zou voldoen
- zouden voldoen
- zouden voldoen
- zouden voldoen
diversen
- voldoe!
- voldoet!
- voldaan
- voldoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voldoen:
Synonyms for "voldoen":
Antonyms for "voldoen":
Related Definitions for "voldoen":
Wiktionary Translations for voldoen:
voldoen
Cross Translation:
verb
voldoen
-
een eis vervullen
- voldoen → genügen; entsprechen; befriedigen
verb
-
für einen bestimmten Zweck in ausreichendem Maß zur Verfügung stehen
-
bestimmte Anforderungen erfüllen
-
(mit Dativ) die Anforderungen oder Wunsch erfüllen
-
(mit Dativ) auf gleichem oder angemessenem Niveau sein
-
die Erwartungen oder Bedürfnisse von jemandem erfüllen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voldoen | → bezahlen | ↔ foot — pay |
• voldoen | → befriedigen; zufriedenstellen | ↔ satisfy — to meet needs, to fulfill |
• voldoen | → ausreichen; genügen | ↔ suffice — be enough, sufficient, adequate |
• voldoen | → zufriedenstellen; befriedigen | ↔ suffice — satisfy |
• voldoen | → kaufen; zahlen; abzahlen; auszahlen; bezahlen; einzahlen; entrichten | ↔ payer — Donner de l’argent pour un bien ou un service |
• voldoen | → befriedigen; zufriedenstellen | ↔ satisfaire — Traductions à trier suivant le sens |
• voldoen | → ausreichen; genügen; hinreichen; zureichen; reichen | ↔ suffire — Pouvoir satisfaire à quelque chose ou à un but donné. |