Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. bijschaven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijschaven from Dutch to German

bijschaven:

bijschaven verbe (schaaf bij, schaaft bij, schaafde bij, schaafden bij, bijgeschaven)

  1. bijschaven (perfectioneren)
    perfektionieren; etwas vollkommen machen

Conjugations for bijschaven:

o.t.t.
  1. schaaf bij
  2. schaaft bij
  3. schaaft bij
  4. schaven bij
  5. schaven bij
  6. schaven bij
o.v.t.
  1. schaafde bij
  2. schaafde bij
  3. schaafde bij
  4. schaafden bij
  5. schaafden bij
  6. schaafden bij
v.t.t.
  1. heb bijgeschaven
  2. hebt bijgeschaven
  3. heeft bijgeschaven
  4. hebben bijgeschaven
  5. hebben bijgeschaven
  6. hebben bijgeschaven
v.v.t.
  1. had bijgeschaven
  2. had bijgeschaven
  3. had bijgeschaven
  4. hadden bijgeschaven
  5. hadden bijgeschaven
  6. hadden bijgeschaven
o.t.t.t.
  1. zal bijschaven
  2. zult bijschaven
  3. zal bijschaven
  4. zullen bijschaven
  5. zullen bijschaven
  6. zullen bijschaven
o.v.t.t.
  1. zou bijschaven
  2. zou bijschaven
  3. zou bijschaven
  4. zouden bijschaven
  5. zouden bijschaven
  6. zouden bijschaven
diversen
  1. schaaf bij!
  2. schaaft bij!
  3. bijgeschaven
  4. bijschavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijschaven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
etwas vollkommen machen bijschaven; perfectioneren
perfektionieren bijschaven; perfectioneren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien

Wiktionary Translations for bijschaven:

bijschaven
verb
  1. Urkunden oder Nachrichten für seine Zwecke verändern bzw. verfälschen