Dutch
Detailed Translations for stroom from Dutch to German
stroom:
-
de stroom (elektriciteit)
-
de stroom (electrische stroom; energie)
-
de stroom (beek)
-
de stroom (rivier)
-
de stroom (stroomdimensielid)
Translation Matrix for stroom:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bach | beek; stroom | beekje; stroming; stroompje |
Elektrizität | elektriciteit; stroom | |
Energie | electrische stroom; energie; stroom | aandrift; capaciteit; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; functionaliteit; fut; geestkracht; gelegenheden; inhoud; kansen; kracht; mogelijkheid; mogelijkheid tot verwezenlijking; momentum; omvatte ruimte; potentie; puf; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; werklust; werkzaamheid; wilskracht |
Fluß | beek; rivier; stroom | beekje; stroming; stroompje; vloeden |
Flüsse | rivier; stroom | rivieren |
Strom | beek; electrische stroom; elektriciteit; energie; rivier; stroom | gulp; het toestromen; het toevloeien; instroming; instroom |
elektrischer Strom | electrische stroom; energie; stroom | |
- | spanning | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Bewegungsart | stroom; stroomdimensielid | |
Element der Dimension "Bewegungsarten" | stroom; stroomdimensielid |
Related Words for "stroom":
Synonyms for "stroom":
Related Definitions for "stroom":
Wiktionary Translations for stroom:
stroom
Cross Translation:
noun
stroom
-
elektriciteit
- stroom → Strom
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stroom | → Bach | ↔ burn — stream |
• stroom | → Strömung | ↔ current — part of a fluid that moves continuously in a certain direction |
• stroom | → Strom | ↔ current — time rate of flow of electric charge |
• stroom | → Elektrizität | ↔ electricity — form of energy |
• stroom | → Fluss | ↔ flow — the movement of a fluid |
• stroom | → Strom; Energie | ↔ power — electricity supply |
• stroom | → Fluss; Strom | ↔ river — large stream which drains a landmass |
• stroom | → Strom | ↔ river — any large flow of a liquid |
• stroom | → Bach | ↔ stream — small river |
• stroom | → Strömung | ↔ courant — Déplacement ordonné d’un fluide |
• stroom | → Fluss; Flüsse; Strom; Ströme | ↔ fleuve — géographie|fr cours d’eau qui se jeter généralement dans la mer ou dans l’océan. |
• stroom | → Strom | ↔ flot — masse liquide en mouvement. — usage Il est principalement d’usage au pluriel et il s’emploie quelquefois absolument pour désigner la mer, un fleuve, etc. |
• stroom | → Fluss | ↔ rivière — Cours d'eau |
stroom form of stromen:
Conjugations for stromen:
o.t.t.
- stroom
- stroomt
- stroomt
- stromen
- stromen
- stromen
o.v.t.
- stroomde
- stroomde
- stroomde
- stroomden
- stroomden
- stroomden
v.t.t.
- heb gestroomd
- hebt gestroomd
- heeft gestroomd
- hebben gestroomd
- hebben gestroomd
- hebben gestroomd
v.v.t.
- had gestroomd
- had gestroomd
- had gestroomd
- hadden gestroomd
- hadden gestroomd
- hadden gestroomd
o.t.t.t.
- zal stromen
- zult stromen
- zal stromen
- zullen stromen
- zullen stromen
- zullen stromen
o.v.t.t.
- zou stromen
- zou stromen
- zou stromen
- zouden stromen
- zouden stromen
- zouden stromen
en verder
- ben gestroomd
- bent gestroomd
- is gestroomd
- zijn gestroomd
- zijn gestroomd
- zijn gestroomd
diversen
- stroom!
- stroomt!
- gestroomd
- stromend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stromen
Translation Matrix for stromen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schwalle | stromen | golven; vloeden |
Ströme | stromen | rivieren; vloeden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fließen | lopen; stromen; vloeien | deinen; golven; golvend bewegen; in stralen lopen; resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in; vloeien |
strömen | lopen; stromen; vloeien | gieten; golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; plenzen; stortregenen; vloeien |