Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kliek:
  2. klieken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kliek from Dutch to German

kliek:

kliek [de ~] nom

  1. de kliek (onderonsje)
    der Freundeskreis; die Clique

Translation Matrix for kliek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Clique kliek; onderonsje clubje
Freundeskreis kliek; onderonsje vriendenkring; vriendenlijst

Related Words for "kliek":


Wiktionary Translations for kliek:


Cross Translation:
FromToVia
kliek Clique clique — small, exclusive group

kliek form of klieken:

klieken [de ~] nom, pluriel

  1. de klieken (kliekjes; etensresten)
    die Essensreste

klieken verbe (kliek, kliekt, kliekte, kliekten, gekliekt)

  1. klieken (aaneensluiten)
    zusammenschließen; koppeln
    • zusammenschließen verbe (schließe zusammen, schließt zusammen, schloß zusammen, schloßt zusammen, zusammengeschlossen)
    • koppeln verbe (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)

Conjugations for klieken:

o.t.t.
  1. kliek
  2. kliekt
  3. kliekt
  4. klieken
  5. klieken
  6. klieken
o.v.t.
  1. kliekte
  2. kliekte
  3. kliekte
  4. kliekten
  5. kliekten
  6. kliekten
v.t.t.
  1. heb gekliekt
  2. hebt gekliekt
  3. heeft gekliekt
  4. hebben gekliekt
  5. hebben gekliekt
  6. hebben gekliekt
v.v.t.
  1. had gekliekt
  2. had gekliekt
  3. had gekliekt
  4. hadden gekliekt
  5. hadden gekliekt
  6. hadden gekliekt
o.t.t.t.
  1. zal klieken
  2. zult klieken
  3. zal klieken
  4. zullen klieken
  5. zullen klieken
  6. zullen klieken
o.v.t.t.
  1. zou klieken
  2. zou klieken
  3. zou klieken
  4. zouden klieken
  5. zouden klieken
  6. zouden klieken
diversen
  1. kliek!
  2. kliekt!
  3. gekliekt
  4. kliekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klieken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Essensreste etensresten; klieken; kliekjes
VerbRelated TranslationsOther Translations
koppeln aaneensluiten; klieken aanhaken; aankoppelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
zusammenschließen aaneensluiten; klieken

Related Words for "klieken":