Dutch
Detailed Translations for ophemelen from Dutch to German
ophemelen:
-
ophemelen (hemelhoog prijzen; de hemel in prijzen)
indenHimmelheben; loben; preisen; achten; segnen; rühmen; herausstreichen; lobpreisen; ehren; hochachten-
indenHimmelheben verbe
-
herausstreichen verbe (streiche heraus, streichst heraus, streicht heraus, strich heraus, stricht heraus, herausgestrichen)
-
Conjugations for ophemelen:
o.t.t.
- hemel op
- hemelt op
- hemelt op
- hemelen op
- hemelen op
- hemelen op
o.v.t.
- hemelde op
- hemelde op
- hemelde op
- hemelden op
- hemelden op
- hemelden op
v.t.t.
- heb opgehemeld
- hebt opgehemeld
- heeft opgehemeld
- hebben opgehemeld
- hebben opgehemeld
- hebben opgehemeld
v.v.t.
- had opgehemeld
- had opgehemeld
- had opgehemeld
- hadden opgehemeld
- hadden opgehemeld
- hadden opgehemeld
o.t.t.t.
- zal ophemelen
- zult ophemelen
- zal ophemelen
- zullen ophemelen
- zullen ophemelen
- zullen ophemelen
o.v.t.t.
- zou ophemelen
- zou ophemelen
- zou ophemelen
- zouden ophemelen
- zouden ophemelen
- zouden ophemelen
en verder
- is opgehemeld
- zijn opgehemeld
diversen
- hemel op!
- hemelt op!
- opgehemeld
- ophemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze