Summary
Dutch to German: more detail...
- tenietdoen:
- teniet doen:
- te niet doen:
-
Wiktionary:
- tenietdoen → aufheben, rückgängig machen, annullieren, für null und nichtig erklären, kassieren, abschaffen, niederschlagen, einstellen
Dutch
Detailed Translations for tenietdoen from Dutch to German
tenietdoen:
-
tenietdoen (delgen; vernietigen)
Translation Matrix for tenietdoen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
tilgen | delgen; tenietdoen; vernietigen | aflossen; betalen; diskwalificeren; inlossen; loshaken; remplaceren; royeren; uitsluiten; vereffenen; vernieuwen; vervangen; verwisselen; voldoen |
- | nietig maken; nietig verklaren; ontkrachten |
Wiktionary Translations for tenietdoen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tenietdoen | → aufheben | ↔ abrogate — to put an end to |
• tenietdoen | → rückgängig machen | ↔ undo — to reverse |
• tenietdoen | → annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren | ↔ abroger — Rendre nul. principalement en parlant de lois, de coutumes |
• tenietdoen | → abschaffen; aufheben; niederschlagen; einstellen; annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren | ↔ annuler — rendre nul. |
teniet doen:
-
teniet doen (opheffen; verijdelen; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
-
teniet doen (opheffen; terugdraaien; nullificeren; vernietigen; ondervangen)
Translation Matrix for teniet doen:
te niet doen:
-
te niet doen
annulieren; lösen; absagen; abbestellen; rückgängig machen-
abbestellen verbe
-
rückgängig machen verbe (mache rückgängig, machst rückgängig, macht rückgängig, machte rückgängig, machtet rückgängig, rückgängig gemacht)
Conjugations for te niet doen:
o.t.t.
- doe te niet
- doet te niet
- doet te niet
- doen te niet
- doen te niet
- doen te niet
o.v.t.
- deed te niet
- deed te niet
- deed te niet
- deden te niet
- deden te niet
- deden te niet
v.t.t.
- heb te niet gedaan
- hebt te niet gedaan
- heeft te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
- hebben te niet gedaan
v.v.t.
- had te niet gedaan
- had te niet gedaan
- had te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
- hadden te niet gedaan
o.t.t.t.
- zal te niet doen
- zult te niet doen
- zal te niet doen
- zullen te niet doen
- zullen te niet doen
- zullen te niet doen
o.v.t.t.
- zou te niet doen
- zou te niet doen
- zou te niet doen
- zouden te niet doen
- zouden te niet doen
- zouden te niet doen
en verder
- ben te niet gedaan
- bent te niet gedaan
- is te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
- zijn te niet gedaan
diversen
- doe te niet!
- doet te niet!
- te niet gedaan
- te niet doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze