Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. borstel:
  2. borstelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for borstel from Dutch to German

borstel:

borstel [de ~ (m)] nom

  1. de borstel (haarborstel)
    die Bürste; die Haarbürste; die Tolle; die Haube
  2. de borstel (schuier)
    die Bürste; die Scheuerbürste; der Feger; der Handfeger

Translation Matrix for borstel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bürste borstel; haarborstel; schuier schuier
Feger borstel; schuier bezem; veger
Haarbürste borstel; haarborstel
Handfeger borstel; schuier stoffers
Haube borstel; haarborstel geschutkoepel; helmstok; huif; koepel
Scheuerbürste borstel; schuier boender; schoonmaker; schrobber; schuurborstel
Tolle borstel; haarborstel haarkuif; kuif

Related Words for "borstel":

  • borstelen, borstels, borsteltje, borsteltjes

Wiktionary Translations for borstel:


Cross Translation:
FromToVia
borstel Pinsel; Bürste brush — implement
borstel Bürste brush — electrical contact
borstel Bürste brosseustensile servant à nettoyer les vêtements, les meubles, etc., et fait ordinairement d’un assemblage de poils de cochon ou de sanglier, quelquefois de crins de cheval, de brins menus de bruyère ou de chiendent, etc.

borstelen:

borstelen verbe (borstel, borstelt, borstelde, borstelden, geborsteld)

  1. borstelen
    bürsten
    • bürsten verbe (bürste, bürstest, bürstet, bürstete, bürstetet, gebürstet)

Conjugations for borstelen:

o.t.t.
  1. borstel
  2. borstelt
  3. borstelt
  4. borstelen
  5. borstelen
  6. borstelen
o.v.t.
  1. borstelde
  2. borstelde
  3. borstelde
  4. borstelden
  5. borstelden
  6. borstelden
v.t.t.
  1. heb geborsteld
  2. hebt geborsteld
  3. heeft geborsteld
  4. hebben geborsteld
  5. hebben geborsteld
  6. hebben geborsteld
v.v.t.
  1. had geborsteld
  2. had geborsteld
  3. had geborsteld
  4. hadden geborsteld
  5. hadden geborsteld
  6. hadden geborsteld
o.t.t.t.
  1. zal borstelen
  2. zult borstelen
  3. zal borstelen
  4. zullen borstelen
  5. zullen borstelen
  6. zullen borstelen
o.v.t.t.
  1. zou borstelen
  2. zou borstelen
  3. zou borstelen
  4. zouden borstelen
  5. zouden borstelen
  6. zouden borstelen
en verder
  1. ben geborsteld
  2. bent geborsteld
  3. is geborsteld
  4. zijn geborsteld
  5. zijn geborsteld
  6. zijn geborsteld
diversen
  1. borstel!
  2. borstelt!
  3. geborsteld
  4. borstelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for borstelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bürsten borstelen pimpelen

Related Words for "borstelen":


Wiktionary Translations for borstelen:

borstelen
verb
  1. schoonmaken met behulp van een borstel

Cross Translation:
FromToVia
borstelen bürsten brush — to untangle/arrange