Dutch
Detailed Translations for uitvissen from Dutch to German
uitvissen:
-
uitvissen (opsnuffelen)
einschnupfen-
einschnupfen verbe (schnupfe ein, schnupfst ein, schnupft ein, schnupfte ein, schnupftet ein, eingeschnupft)
-
Conjugations for uitvissen:
o.t.t.
- vis uit
- vist uit
- vist uit
- vissen uit
- vissen uit
- vissen uit
o.v.t.
- viste uit
- viste uit
- viste uit
- visten uit
- visten uit
- visten uit
v.t.t.
- heb uitgevist
- hebt uitgevist
- heeft uitgevist
- hebben uitgevist
- hebben uitgevist
- hebben uitgevist
v.v.t.
- had uitgevist
- had uitgevist
- had uitgevist
- hadden uitgevist
- hadden uitgevist
- hadden uitgevist
o.t.t.t.
- zal uitvissen
- zult uitvissen
- zal uitvissen
- zullen uitvissen
- zullen uitvissen
- zullen uitvissen
o.v.t.t.
- zou uitvissen
- zou uitvissen
- zou uitvissen
- zouden uitvissen
- zouden uitvissen
- zouden uitvissen
en verder
- ben uitgevist
- bent uitgevist
- is uitgevist
- zijn uitgevist
- zijn uitgevist
- zijn uitgevist
diversen
- vis uit!
- vist uit!
- uitgevist
- uitvissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitvissen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
einschnupfen | opsnuffelen; uitvissen | een snuif nemen; insnuiven; omhoogkomen; opsnuiven; opstijgen; opvliegen; snuiven |
Wiktionary Translations for uitvissen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitvissen | → forschen; ausforschen; erforschen; unterforschen; untersuchen; examinieren; inspizieren; nachsehen; prüfen; überprüfen; nachprüfen; betrachten; beschauen; mustern; besichtigen; durchgehen; durchsehen; begutachten; vergleichen | ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion. |
• uitvissen | → forschen; untersuchen; ausforschen; erforschen; unterforschen | ↔ explorer — parcourir une région inconnue qu’on venir de découvrir pour en connaître la situation, l’étendue, les mœurs, etc. |
• uitvissen | → forschen; ausforschen; erforschen; unterforschen; untersuchen | ↔ fouiller — Traductions à trier suivant le sens |
• uitvissen | → suchen; forschen; ausforschen; erforschen; unterforschen; untersuchen; eine Untersuchung anstellen | ↔ rechercher — (1) |