Summary
Dutch to German: more detail...
- slijpen:
-
Wiktionary:
- slijpen → glattschleifen, polieren, schleifen
- slijpen → honen, feinschleifen, ziehschleifen, schärfen, wetzen, schleifen, scharf machen, spitzen, meißeln, schneiden, hacken, hauen
Dutch
Detailed Translations for slijpen from Dutch to German
slijpen:
-
slijpen (wetten; aanzetten; scherpen)
wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen-
abschleifen verbe (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
-
slijpen (scherp maken)
schleifen; abschleifen; wetzen-
abschleifen verbe (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
-
slijpen (aanslijpen)
Conjugations for slijpen:
o.t.t.
- slijp
- slijpt
- slijpt
- slijpen
- slijpen
- slijpen
o.v.t.
- slijpte
- slijpte
- slijpte
- slijpten
- slijpten
- slijpten
v.t.t.
- heb geslepen
- hebt geslepen
- heeft geslepen
- hebben geslepen
- hebben geslepen
- hebben geslepen
v.v.t.
- had geslepen
- had geslepen
- had geslepen
- hadden geslepen
- hadden geslepen
- hadden geslepen
o.t.t.t.
- zal slijpen
- zult slijpen
- zal slijpen
- zullen slijpen
- zullen slijpen
- zullen slijpen
o.v.t.t.
- zou slijpen
- zou slijpen
- zou slijpen
- zouden slijpen
- zouden slijpen
- zouden slijpen
en verder
- ben geslepen
- bent geslepen
- is geslepen
- zijn geslepen
- zijn geslepen
- zijn geslepen
diversen
- slijp!
- slijpt!
- geslepen
- slijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
slijpen (wegslijpen)
Translation Matrix for slijpen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schleifen | slijpen; wegslijpen | loopings |
anspitzen | toespitsing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abschleifen | aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten | afslijpen; erafslijpen |
anspitzen | aanslijpen; slijpen | aanpunten; aanscherpen; aanspitsen; iemand opstoken; opjutten; opzetten; punteren; spitsen |
schleifen | aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten | een slepende gang hebben; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; uitslijpen; wegslijpen |
schärfen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | |
wetzen | aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten | aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
Wiktionary Translations for slijpen:
slijpen
Cross Translation:
verb
-
door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken
- slijpen → glattschleifen; polieren; schleifen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slijpen | → honen; feinschleifen; ziehschleifen | ↔ hone — to sharpen with a hone |
• slijpen | → schärfen | ↔ sharpen — to make sharp |
• slijpen | → wetzen | ↔ whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening |
• slijpen | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil. |
• slijpen | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ aiguiser — rendre aigu. |
• slijpen | → meißeln; schneiden; hacken; hauen | ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage. |