Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: beboteren

Dutch and German Search Results for: beboteren

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beboteren:
  2. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for beboteren from Dutch to German

beboteren:

beboteren verbe (beboter, bebotert, beboterde, beboterden, beboterd)

  1. beboteren
    buttern
    • buttern verbe (buttere, butterst, buttert, butterte, buttertet, gebuttert)

Conjugations for beboteren:

o.t.t.
  1. beboter
  2. bebotert
  3. bebotert
  4. beboteren
  5. beboteren
  6. beboteren
o.v.t.
  1. beboterde
  2. beboterde
  3. beboterde
  4. beboterden
  5. beboterden
  6. beboterden
v.t.t.
  1. heb beboterd
  2. hebt beboterd
  3. heeft beboterd
  4. hebben beboterd
  5. hebben beboterd
  6. hebben beboterd
v.v.t.
  1. had beboterd
  2. had beboterd
  3. had beboterd
  4. hadden beboterd
  5. hadden beboterd
  6. hadden beboterd
o.t.t.t.
  1. zal beboteren
  2. zult beboteren
  3. zal beboteren
  4. zullen beboteren
  5. zullen beboteren
  6. zullen beboteren
o.v.t.t.
  1. zou beboteren
  2. zou beboteren
  3. zou beboteren
  4. zouden beboteren
  5. zouden beboteren
  6. zouden beboteren
diversen
  1. beboter!
  2. bebotert!
  5. beboterd
  6. beboterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beboteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
buttern beboteren karnen

Wiktionary Translations for beboteren:

beboteren
verb
  1. Gastronomie: mit Butter bestreichen

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0234 seconds
Page rendered in 1.0 seconds