Dutch

Detailed Translations for vervelend from Dutch to German

vervelend:


Translation Matrix for vervelend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
schwer groots; grootschalig; reuze
- eentonig; lastig; saai
ModifierRelated TranslationsOther Translations
Weitläufig langdradig; vervelend; wijdlopig
beschwerlich afgezaagd; ellendig; ergerlijk; irritant; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend bezwaarlijk; delicaat; hachelijk; kritiek; lastig; met bezwaren; netelig; penibel; precair
einförmig afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eender; eenvormig; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; hetzelfde; identiek; net zo; uniform
eintönig afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend
fade afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend eentonig; flauw; langdradig; melig; monotoon; saai; slaapverwekkend; smakeloos; taai; zonder afleiding; zonder smaak; zouteloos
fahl afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend bleek; flauw; flets; grauw; kleurloos; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; pips; vaag; vaal; vagelijk; verschoten; wazig
geistlos afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend achterlijk; afgestompt; afstompend; breinloos; dom; dood; eentonig; eenvoudig; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; hersenloos; idioot; inhoudsloos; langdradig; leeg; levenloos; licht; makkelijk; niet bezield; niet moeilijk; onbenullig; onbezield; onnozel; onverstandig; saai; simpel; stom; stompzinnig; stupide; suf; taai; verstandeloos; zonder afleiding
geisttötend afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend achterlijk; afgestompt; afstompend; breinloos; dom; eentonig; geestdodend; geesteloos; hersenloos; idioot; langdradig; onbenullig; onnozel; onverstandig; saai; stom; stompzinnig; stupide; suf; taai; verstandeloos; zonder afleiding
hinderlich afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend delicaat; hachelijk; hinder veroorzakend; hinderlijk; kritiek; lastig; netelig; onaangenaam; ongemakkelijk; penibel; precair; storend
irritierend ergerlijk; irritant; vervelend irriterend; prikkelend
langweilig afgezaagd; eentonig; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; rot; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend afstompend; eentonig; geestdodend; langdradig; monotoon; saai; slaapverwekkend; stom; suf; taai; zonder afleiding
lästig afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend bezwaarlijk; delicaat; gegeneerd; hachelijk; hinder veroorzakend; hinderlijk; kritiek; krukkig; lastig; lastige; met bezwaren; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbeholpen; oncomfortabel; ongelegen; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onplezierig; onverkwikkelijk; opgelaten; penibel; precair; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; sukkelig
mies afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend bedriegelijk; donker; dubieus; duister; gefingeerd; gemeen; glibberig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; min; nagemaakt; niet hoog; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; slecht; vals; verdacht
mißvergnügt futloos; lamlendig; landerig; vervelend energieloos; futloos; gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; lamlendig; landerig; lusteloos; misnoegd; ontevreden; ontstemd; slap; verstoord; wrevelig
mühsam afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend moeizaam
problematisch afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend kritisch; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; problematisch
sauer afgezaagd; ellendig; ergerlijk; irritant; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend bitter; boos; gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; giftig; hard; hardop; kwaad; luid; misnoegd; nijdig; ontevreden; ontstemd; verbolgen; vertoornd; woedend; wrang; wrevelig; zeer boos; zuur; zuur smakend
schlafbringend afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend
schwer afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend aanmerkelijk; aanzienlijk; agressief; beduidend; behoorlijk; beklemmend; delicaat; dikwijls; enorm; flink; fors; frequent; geducht; gewelddadig; grof; grofgebouwd; hachelijk; hinderlijk; in hoge mate; knellend; kritiek; lastig; lomp; machtig; massief; meermaals; menigmaal; met een groot gewicht; moeilijk verteerbaar; naar; netelig; niet hol; nijpend; onaangenaam; ongelegen; onplezierig; onverkwikkelijk; penibel; precair; regelmatig; ruw; slecht verteerbaar; smartelijk; storend; vaak; veelvuldig; zwaar
schwerlich afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend
schwierig afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend belastend; bezwarend; complex; delicaat; eigenwijs; eigenzinnig; gecompliceerd; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; hard; hardhoofdig; hardop; hinderlijk; ingewikkeld; keihard; koppig; kritiek; kritisch; lastig; luid; met veel moeilijkheden gepaard gaan; moeilijk; moeilijk begaanbaar; netelig; onaangenaam; onwillig; oorverdovend; penibel; precair; problematisch; risicovol; riskant; storend; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
störend ergerlijk; irritant; vervelend hinderlijk; lastig; naar; onaangenaam; ongelegen; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; storend; verstorend
unangenehm afgezaagd; ellendig; ergerlijk; irritant; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend brutaal; delicaat; gegeneerd; hachelijk; hinderlijk; hondsbrutaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kil; koud en vochtig; kritiek; lastig; lelijk; lelijk uitziend; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; ongemakkelijk; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; penibel; precair; storend; stuitend; vrijpostig
unbequem afgezaagd; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; rot; saai; vervelend delicaat; gegeneerd; hachelijk; hinderlijk; kritiek; lastig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; ongemakkelijk; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; penibel; precair; storend
unzufrieden futloos; lamlendig; landerig; vervelend gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontevreden; ontstemd; verstoord; wrevelig
verdrießlich futloos; lamlendig; landerig; vervelend bedroefd; brommerig; droef; droevig; gebelgd; gepikeerd; geprikkeld; helaas; jammer; jammer genoeg; kommervol; kortaf; korzelig; misnoegd; mopperig; naargeestig; ontevreden; ontstemd; snauwend; sneu; somber; spijtig; triest; troosteloos; verdrietig; verstoord; vol met zorgen; wrevelig; zwaarmoedig
verdrossen futloos; lamlendig; landerig; vervelend
weitschweifig langdradig; vervelend; wijdlopig in details; uitgewerkt
ärgerlich ergerlijk; futloos; irritant; lamlendig; landerig; vervelend bitter; boos; furieus; gebelgd; gekwetst; gepikeerd; geprikkeld; giftig; helaas; jammer; jammer genoeg; kregel; kregelig; kribbig; kwaad; misnoegd; nijdig; ontevreden; ontstemd; prikkelbaar; razend; sneu; spijtig; spinnijdig; toornig; verbolgen; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; wrevelig; zeer boos; ziedend
öde afgezaagd; eentonig; ellendig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; rot; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend afgezonderd; armzalig; bitter teleurgesteld; desolaat; doods; dor; droog; eentonig; eenzaam; karig; langdradig; mager; monotoon; pover; saai; schamel; schraal; slaapverwekkend; taai; uitgestorven; verbitterd; verdord; vereenzaamd; verlaten; zonder afleiding
übler Laune futloos; lamlendig; landerig; vervelend

Related Words for "vervelend":

  • vervelender, vervelendere, vervelendst, vervelendste

Synonyms for "vervelend":


Antonyms for "vervelend":


Related Definitions for "vervelend":

  1. zonder afwisseling1
    • wat een vervelende film, ik val bijna in slaap1
  2. waar je door gestoord of belemmerd wordt1
    • hij doet erg vervelend tegen zijn tante1

Wiktionary Translations for vervelend:

vervelend
adjective
  1. niet boeiend
  2. op een hinderlijke manier onprettig
vervelend
adjective
  1. veraltend: (von einer Sache) ärgerlich, unangenehm

Cross Translation:
FromToVia
vervelend ärgerlich; lästig; leidig annoying — causing irritation or annoyance; troublesome; vexatious
vervelend eintönig; monoton; langweilig; trist; gleichförmig; dröge; abgestumpft; einförmig humdrum — lacking variety or excitement; dull; boring
vervelend widerlich; widerwärtig; unerträglich; anstößig; abscheulich; unausstehlich obnoxious — offensive, very annoying
vervelend nervtötend; lästig; ärgerlich pesky — annoying, troublesome, irritating
vervelend widerwärtig; widerlich; unangenehm; eklig désagréable — Qui déplaire, de quelque manière que ce être.
vervelend ärgerlich; lästig; leidig embêtant — (familier, fr) Qui embêter.
vervelend überdrüssig; verdrießlich ennuyeux — Qui cause de l’ennui.
vervelend düster; schlechtgelaunt; widerwärtig; unangenehm; brummig; unwirsch; unfreundlich; langweilig; öde maussade — D’humeur chagrin ; sombre ; ombrageux ; morose ; renfrogné.

vervelen:

vervelen verbe (verveel, verveelt, verveelde, verveelden, verveeld)

  1. vervelen
    langweilen
    • langweilen verbe (langweile, langweilst, langweilt, langweilte, langweiltet, langgeweilt)
  2. vervelen (irriteren; op de zenuwen werken; ergeren)
    ärgern; irritieren; auf die Nerven gehen; stören; erregen; belästigen; reizen; prickeln
    • ärgern verbe (ärgere, ärgerst, ärgert, ärgerte, ärgertet, geärgert)
    • irritieren verbe (irritiere, irritierst, irritiert, irritierte, irritiertet, irritiert)
    • stören verbe (störe, störst, stört, störte, störtet, gestört)
    • erregen verbe (errege, erregst, erregt, erregte, erregtet, erregt)
    • belästigen verbe (belästige, belästigst, belästigt, belästigte, belästigtet, belästigent)
    • reizen verbe (reize, reizst, reizt, reizte, reiztet, gereizt)
    • prickeln verbe (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)

Conjugations for vervelen:

o.t.t.
  1. verveel
  2. verveelt
  3. verveelt
  4. vervelen
  5. vervelen
  6. vervelen
o.v.t.
  1. verveelde
  2. verveelde
  3. verveelde
  4. verveelden
  5. verveelden
  6. verveelden
v.t.t.
  1. heb verveeld
  2. hebt verveeld
  3. heeft verveeld
  4. hebben verveeld
  5. hebben verveeld
  6. hebben verveeld
v.v.t.
  1. had verveeld
  2. had verveeld
  3. had verveeld
  4. hadden verveeld
  5. hadden verveeld
  6. hadden verveeld
o.t.t.t.
  1. zal vervelen
  2. zult vervelen
  3. zal vervelen
  4. zullen vervelen
  5. zullen vervelen
  6. zullen vervelen
o.v.t.t.
  1. zou vervelen
  2. zou vervelen
  3. zou vervelen
  4. zouden vervelen
  5. zouden vervelen
  6. zouden vervelen
diversen
  1. verveel!
  2. verveelt!
  3. verveeld
  4. vervelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vervelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auf die Nerven gehen ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
belästigen ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanranden; belemmeren; beletten; koeioneren; kwellen; mishandelen; molesteren; narren; pesten; pijnigen; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; verhinderen; vrouw aanranden
erregen ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aangaan; agiteren; beroeren; betreffen; in beroering brengen; oppoken; opstoken; opwekken; opwinden; prikkelen; raken; stimuleren; treffen
irritieren ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
langweilen vervelen
prickeln ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen kralen; mousseren; opbruisen; opwekken; opwinden; parelen; prikkelen; sprankelen; stimuleren; tintelen
reizen ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aandrijven; aanleiding geven tot; aansporen; bekoren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; jennen; ophitsen; opkrikken; opwekken; opwinden; pesten; plagen; plezieren; prikkelen; provoceren; sarren; stangen; stimuleren; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; uitlokken; verblijden; verheugd; verrukken; zieken
stören ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen afbreken; belemmeren; beletten; doen ophouden; hinderen; obstructie plegen; onderbreken; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen; voorkomen; voorkómen
ärgern ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; verbitteren; vergrammen; zieken

Antonyms for "vervelen":


Related Definitions for "vervelen":

  1. hem niet boeien1
    • dat boek verveelt mij1
  2. je naar voelen omdat je niets leuks te doen hebt1
    • mijn broer verveelt zich altijd in de vakantie1

Wiktionary Translations for vervelen:

vervelen
verb
  1. zich ~: niet weten wat te doen

Cross Translation:
FromToVia
vervelen belästigen; ärgern; stören annoy — to disturb or irritate
vervelen langweilen bore — to inspire boredom
vervelen verdrießen chagrin — bother or vex; to mortify
vervelen verdrießen; entkräften; verweichlichen; ermüden fatigueraffaiblir par une trop grande dépense de force.
vervelen verdrießen; ermüden lasser — désuet|fr rendre las.

Related Translations for vervelend