Summary
Dutch to German: more detail...
- nietsdoen:
- niets doend:
-
Wiktionary:
- nietsdoend → müßig, untätig
- nietsdoen → Untätigkeit, Unwirksamkeit
Dutch
Detailed Translations for nietsdoend from Dutch to German
nietsdoend form of nietsdoen:
-
nietsdoen (lanterfanten; luieren; lummelen; niksen; rondhangen)
bummeln; trödeln; herumlungern; herumsitzen; sich herumtreiben; herumstehen-
herumlungern verbe (lungre herum, lungerst herum, lungert herum, lungerte herum, lungertet herum, herumgelungert)
-
sich herumtreiben verbe (treibe mich herum, treibst dich herum, treibt sich herum, trieb sich herum, triebt euch herum, sich herumgetrieben)
-
herumstehen verbe (stehe herum, stehst herum, steht herum, stand herum, standet herum, herumgestanden)
Conjugations for nietsdoen:
o.t.t.
- doe niets
- doet niets
- doet niets
- doen niets
- doen niets
- doen niets
o.v.t.
- deed niets
- deed niets
- deed niets
- deden niets
- deden niets
- deden niets
v.t.t.
- heb niets gedaan
- hebt niets gedaan
- heeft niets gedaan
- hebben niets gedaan
- hebben niets gedaan
- hebben niets gedaan
v.v.t.
- had niets gedaan
- had niets gedaan
- had niets gedaan
- hadden niets gedaan
- hadden niets gedaan
- hadden niets gedaan
o.t.t.t.
- zal nietsdoen
- zult nietsdoen
- zal nietsdoen
- zullen nietsdoen
- zullen nietsdoen
- zullen nietsdoen
o.v.t.t.
- zou nietsdoen
- zou nietsdoen
- zou nietsdoen
- zouden nietsdoen
- zouden nietsdoen
- zouden nietsdoen
diversen
- doe niets!
- doet niets!
- niets gedaan
- nietsdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nietsdoen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bummeln | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | aan de zwier gaan; banjeren; boemelen; de hort op gaan; gaan; kuieren; lopen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; slenteren; stappen; uitgaan; verbeuzelen; verknoeien; verlummelen; wandelen; zich voortbewegen |
herumlungern | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | |
herumsitzen | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | niksen; rondhangen; rondlummelen |
herumstehen | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | niksen; rondhangen; rondlummelen |
sich herumtreiben | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | |
trödeln | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen | banjeren; dralen; drentelen; druilen; etteren; flaneren; griepen; klieren; miezeren; sjokken; slenteren; talmen; teuten; treuzelen; voortsukkelen; zeiken |
Wiktionary Translations for nietsdoen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nietsdoen | → Untätigkeit; Unwirksamkeit | ↔ inactivité — disposition à ne rien faire. |
niets doend:
-
niets doend (lui)
faul; untätig; arbeitsscheu; nichts tund; arbeitslos-
faul adj
-
untätig adj
-
arbeitsscheu adj
-
nichts tund adj
-
arbeitslos adj
-
Translation Matrix for niets doend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arbeitsscheu | arbeidsschuw | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
arbeitslos | lui; niets doend | werkeloos; werkloos |
arbeitsscheu | lui; niets doend | lijzig; log; loom; lui; traag; werkschuw |
faul | lui; niets doend | banaal; bedorven; goor; grof; laag-bij-de-grond; lijzig; log; lomp; loom; morsig; onduidelijk; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; rot; rottig; schunnig; slecht; slonzig; slordig; smerig; stuitend; triviaal; vadsig; vergaan; verrot; vies; viezig; voddig; voos; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; wollig |
nichts tund | lui; niets doend | |
untätig | lui; niets doend | lijdelijk; onbewoond; passief |
Wiktionary Translations for nietsdoend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nietsdoend | → müßig; untätig | ↔ idle — not engaged in any occupation or employment |