Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: samensmelten

Dutch and German Search Results for: samensmelten

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. samensmelten:
  2. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for samensmelten from Dutch to German

samensmelten:

samensmelten verbe (smelt samen, smolt samen, smolten samen, samengesmolten)

  1. samensmelten (versmelten; fuseren; ineensmelten)
    verschmelzen; zusammenfügen; zerschmelzen; zusammenlegen; kompilieren; zusammenschmelzen
    • verschmelzen verbe (verschmelze, verschmelzst, verschmelzt, verschmolzt, verschmolzet, verschmolzen)
    • zusammenfügen verbe (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • zerschmelzen verbe (zerschmelze, zerschmilzt, zerschmolzt, zerschmolzen)
    • zusammenlegen verbe (lege zusammen, legst zusammen, legt zusammen, legte zusammen, legtet zusammen, zusammengelegt)
    • kompilieren verbe (kompiliere, kompilierst, kompiliert, kompilierte, kompiliertet, kompiliert)
    • zusammenschmelzen verbe (schmelze zusammen, schmilzt zusammen, schmolz zusammen, schmolzt zusammen, zusammengeschmolzen)

Conjugations for samensmelten:

o.t.t.
  1. smelt samen
  2. smelt samen
  3. smelt samen
  4. smelten samen
  5. smelten samen
  6. smelten samen
o.v.t.
  1. smolt samen
  2. smolt samen
  3. smolt samen
  4. smolten samen
  5. smolten samen
  6. smolten samen
v.t.t.
  1. ben samengesmolten
  2. bent samengesmolten
  3. is samengesmolten
  4. zijn samengesmolten
  5. zijn samengesmolten
  6. zijn samengesmolten
v.v.t.
  1. was samengesmolten
  2. was samengesmolten
  3. was samengesmolten
  4. waren samengesmolten
  5. waren samengesmolten
  6. waren samengesmolten
o.t.t.t.
  1. zal samensmelten
  2. zult samensmelten
  3. zal samensmelten
  4. zullen samensmelten
  5. zullen samensmelten
  6. zullen samensmelten
o.v.t.t.
  1. zou samensmelten
  2. zou samensmelten
  3. zou samensmelten
  4. zouden samensmelten
  5. zouden samensmelten
  6. zouden samensmelten
en verder
  1. heb samengesmolten
  2. hebt samengesmolten
  3. heeft samengesmolten
  4. hebben samengesmolten
  5. hebben samengesmolten
  6. hebben samengesmolten
diversen
  1. smelt samen!
  2. smelt samen!
  5. samengesmolten
  6. samensmeltend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samensmelten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kompilieren fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten compileren
verschmelzen fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten
zerschmelzen fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten
zusammenfügen fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten aaneenschakelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; panorama maken; paren; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
zusammenlegen fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten bij elkaar leggen; bijeen voegen; combineren; dubbelvouwen; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
zusammenschmelzen fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten

Wiktionary Translations for samensmelten:

Cross Translation:
FromToVia
• samensmelten → vereinigen; verschmelzen; zusammenfließen; zusammenfügen; zusammenwachsen ↔ coalesce — to join into a single mass







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0465 seconds
Page rendered in 1.0 seconds