Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: kolk

Dutch and German Search Results for: kolk

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kolk:
  2. kolken:
  3. Wiktionary:

Dutch

Detailed Translations for kolk from Dutch to German

kolk:

kolk [de ~] nom

  1. de kolk (wieling in het water; draaikolk; kolkgat; )
    der Wasserwirbel; der Strudel

Translation Matrix for kolk:

NounRelated TranslationsOther Translations
Strudel draaikolk; kolk; kolkgat; maalstroom; werveling; wieling; wieling in het water herrie; kabaal; lawaai; leven; maalstromen; onstuimigheid; rumoer; spektakel; turbulentie; woeligheid
Wasserwirbel draaikolk; kolk; kolkgat; maalstroom; werveling; wieling; wieling in het water

Related Words for "kolk":


Wiktionary Translations for kolk:

Cross Translation:
FromToVia
• kolk → tourbillon; Wirbelwind ↔ tourbillon — vent impétueux qui tournoyer.
• kolk → Teich; Tümpel; Weiher ↔ étang — Grand amas d’eau retenu par une chaussée

kolk form of kolken:

kolken verbe (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)

  1. kolken (wielen; wervelen)
    wirbeln; kreiseln; sich drehen
    • wirbeln verbe (wirbele, wirbelst, wirbelt, wirbelte, wirbeltet, gewirbelt)
    • kreiseln verbe (kreisele, kreiselst, kreiselt, kreiselte, kreiseltet, gekreiselt)
    • sich drehen verbe (drehe mich, drehst dich, dreht sich, drehte sich, drehtet euch, sich gedreht)
  2. kolken (draaien; ronddraaien)
    drehen; winden; rollen; quirlen; rieseln; schwenken; wirbeln; kreiseln; säuseln; strudeln; stöbern; ausreden; heucheln; drechseln; herumdrehen; herumwirbeln; mit dem Kreisel spielen; sichdrehen
    • drehen verbe (drehe, drehst, dreht, drehte, drehtet, gedreht)
    • winden verbe (winde, windest, windet, wand, wandet, gewunden)
    • rollen verbe (rolle, rollst, rollt, rollte, rolltet, gerollt)
    • quirlen verbe (quirle, quirlst, quirlt, quirlte, quirltet, gequirlt)
    • rieseln verbe (riesele, rieselst, rieselt, rieselte, rieseltet, gerieselt)
    • schwenken verbe (schwenke, schwenkst, schwenkt, schwenkte, schwenktet, geschwenkt)
    • wirbeln verbe (wirbele, wirbelst, wirbelt, wirbelte, wirbeltet, gewirbelt)
    • kreiseln verbe (kreisele, kreiselst, kreiselt, kreiselte, kreiseltet, gekreiselt)
    • säuseln verbe (säusele, säuselst, säuselt, säuselte, säuseltet, gesäuselt)
    • strudeln verbe (strudele, strudelst, strudelt, strudelte, strudeltet, gestrudelt)
    • stöbern verbe (stöbere, stöberst, stöbert, stöberte, stöbertet, gestöbert)
    • ausreden verbe (rede aus, redest aus, redet aus, redete aus, redetet aus, ausgeredet)
    • heucheln verbe (heuchle, heuchelst, heuchelt, heuchelte, heucheltet, geheuchelt)
    • drechseln verbe (drechsele, drechselst, drechselt, drechselte, drechseltet, gedrechselt)
    • herumdrehen verbe (drehe herum, drehst herum, dreht herum, drehte herum, drehtet herum, herumgedreht)
    • herumwirbeln verbe (wirble herum, wirbelst herum, wirbelt herum, wirbelte herum, wirbeltet herum, herumgewirbelt)
    • mit dem Kreisel spielen verbe (spiele mit dem Kreisel, spielst mit dem Kreisel, spielt mit dem Kreisel, spielte mit dem Kreisel, spieltet mit dem Kreisel, mit dem Kreisel gespielt)
    • sichdrehen verbe

Conjugations for kolken:

o.t.t.
  1. kolk
  2. kolkt
  3. kolkt
  4. kolken
  5. kolken
  6. kolken
o.v.t.
  1. kolkte
  2. kolkte
  3. kolkte
  4. kolkten
  5. kolkten
  6. kolkten
v.t.t.
  1. heb gekolkt
  2. hebt gekolkt
  3. heeft gekolkt
  4. hebben gekolkt
  5. hebben gekolkt
  6. hebben gekolkt
v.v.t.
  1. had gekolkt
  2. had gekolkt
  3. had gekolkt
  4. hadden gekolkt
  5. hadden gekolkt
  6. hadden gekolkt
o.t.t.t.
  1. zal kolken
  2. zult kolken
  3. zal kolken
  4. zullen kolken
  5. zullen kolken
  6. zullen kolken
o.v.t.t.
  1. zou kolken
  2. zou kolken
  3. zou kolken
  4. zouden kolken
  5. zouden kolken
  6. zouden kolken
diversen
  1. kolk!
  2. kolkt!
  5. gekolkt
  6. kolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kolken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausreden draaien; kolken; ronddraaien ruzie bijleggen; uit het hoofd praten; uitpraten
drechseln draaien; kolken; ronddraaien
drehen draaien; kolken; ronddraaien draaien; filmen; kantelen; keren; met iemand worstelen; omdraaien; overstag gaan; rollen; ronddraaien; roteren; wenden; wentelen; worstelen
herumdrehen draaien; kolken; ronddraaien draaien; iets omdraaien; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; omwenden; omzwaaien; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wenden; wentelen; zich omdraaien; zwenken
herumwirbeln draaien; kolken; ronddraaien draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; rondtollen; roteren; tollen; wentelen
heucheln draaien; kolken; ronddraaien fingeren; huichelen; simuleren; veinzen; voorbinden; voordoen; voorwenden
kreiseln draaien; kolken; ronddraaien; wervelen; wielen draaien; keren; omdraaien; rondtollen; tollen; wenden
mit dem Kreisel spielen draaien; kolken; ronddraaien
quirlen draaien; kolken; ronddraaien klutsen; krioelen; kruipen; wemelen; wriemelen
rieseln draaien; kolken; ronddraaien
rollen draaien; kolken; ronddraaien draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; taxiën; verrollen; wentelen
schwenken draaien; kolken; ronddraaien deinen; draaien; golven; heen en weer zwaaien; keren; omdraaien; omschudden; schommelen; slingeren; wenden; wiebelen; wiegen; wuiven; zwaaien; zwenken
sich drehen kolken; wervelen; wielen draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; rondtollen; rondwentelen; roteren; tollen; wenden; wentelen; zwenken
sichdrehen draaien; kolken; ronddraaien
strudeln draaien; kolken; ronddraaien drukte maken; wervelend binnenkomen
stöbern draaien; kolken; ronddraaien bladeren; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; neuzen; rommelen; snuffelen; speuren
säuseln draaien; kolken; ronddraaien fluisteren; ruisen; smiespelen; smoezen; suizelen; suizen; temen; zacht ruisen
winden draaien; kolken; ronddraaien hijsen; in kringetjes ronddraaien; kringelen; met iemand worstelen; ophijsen; worstelen; wrikken; zich wringen
wirbeln draaien; kolken; ronddraaien; wervelen; wielen aanmodderen; de trom roeren; draaien; dwarrelen; naar beneden zweven; prutsen; roffelen; rommelen; rondtollen; tollen; trommelen; zwieren

Related Words for "kolken":


Wiktionary Translations for kolken:

kolken
verb
  1. wild und ungeordnet durcheinanderströmen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0937 seconds
Page rendered in 1.0 seconds