Dutch

Detailed Translations for terugbezorgen from Dutch to German

terugbezorgen:

terugbezorgen verbe (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)

  1. terugbezorgen
    zurückschaffen; zurücksenden; zurückbringen; zurückschicken; zurückerstatten; rückerstatten
    • zurückschaffen verbe (schaffe zurück, schaffst zurück, schafft zurück, schaffte zurück, schafftet zurück, zurückgeschafft)
    • zurücksenden verbe (sende zurück, sendest zurück, sendet zurück, sandte zurück, sandet zurück, zurückgesandt)
    • zurückschicken verbe (schicke zurück, schickst zurück, schickt zurück, schickte zurück, schicktet zurück, zurückgeschickt)
    • zurückerstatten verbe (erstatte zurück, erstattest zurück, erstattet zurück, erstattete zurück, erstattetet zurück, zurückerstattet)
    • rückerstatten verbe (rückerstatte, rückerstattst, rückerstattt, rückerstattte, rückerstatttet, rückerstattet)

Conjugations for terugbezorgen:

o.t.t.
  1. bezorg terug
  2. bezorgt terug
  3. bezorgt terug
  4. bezorgen terug
  5. bezorgen terug
  6. bezorgen terug
o.v.t.
  1. bezorgde terug
  2. bezorgde terug
  3. bezorgde terug
  4. bezorgden terug
  5. bezorgden terug
  6. bezorgden terug
v.t.t.
  1. heb terugbezorgd
  2. hebt terugbezorgd
  3. heeft terugbezorgd
  4. hebben terugbezorgd
  5. hebben terugbezorgd
  6. hebben terugbezorgd
v.v.t.
  1. had terugbezorgd
  2. had terugbezorgd
  3. had terugbezorgd
  4. hadden terugbezorgd
  5. hadden terugbezorgd
  6. hadden terugbezorgd
o.t.t.t.
  1. zal terugbezorgen
  2. zult terugbezorgen
  3. zal terugbezorgen
  4. zullen terugbezorgen
  5. zullen terugbezorgen
  6. zullen terugbezorgen
o.v.t.t.
  1. zou terugbezorgen
  2. zou terugbezorgen
  3. zou terugbezorgen
  4. zouden terugbezorgen
  5. zouden terugbezorgen
  6. zouden terugbezorgen
en verder
  1. ben terugbezorgd
  2. bent terugbezorgd
  3. is terugbezorgd
  4. zijn terugbezorgd
  5. zijn terugbezorgd
  6. zijn terugbezorgd
diversen
  1. bezorg terug!
  2. bezorgt terug!
  3. terugbezorgd
  4. terugbezorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugbezorgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
rückerstatten terugbezorgen restitueren
zurückbringen terugbezorgen
zurückerstatten terugbezorgen restitueren
zurückschaffen terugbezorgen
zurückschicken terugbezorgen terugdraaien; terugschroeven; terugsturen
zurücksenden terugbezorgen terugdraaien; terugschroeven; terugsturen