Summary
Dutch to German: more detail...
- promotie maken:
-
Wiktionary:
- promotie maken → befördern, promovieren, avancieren, fortschreiten, vorschreiten, vorrücken, befördert werden, aufrücken, vorankommen, vorangehen, voraus sein, vorgehen
Dutch
Detailed Translations for promotie maken from Dutch to German
promotie maken:
promotie maken verbe (maak promotie, maakt promotie, maakte promotie, maakten promotie, promotie gemaakt)
-
promotie maken
Conjugations for promotie maken:
o.t.t.
- maak promotie
- maakt promotie
- maakt promotie
- maken promotie
- maken promotie
- maken promotie
o.v.t.
- maakte promotie
- maakte promotie
- maakte promotie
- maakten promotie
- maakten promotie
- maakten promotie
v.t.t.
- heb promotie gemaakt
- hebt promotie gemaakt
- heeft promotie gemaakt
- hebben promotie gemaakt
- hebben promotie gemaakt
- hebben promotie gemaakt
v.v.t.
- had promotie gemaakt
- had promotie gemaakt
- had promotie gemaakt
- hadden promotie gemaakt
- hadden promotie gemaakt
- hadden promotie gemaakt
o.t.t.t.
- zal promotie maken
- zult promotie maken
- zal promotie maken
- zullen promotie maken
- zullen promotie maken
- zullen promotie maken
o.v.t.t.
- zou promotie maken
- zou promotie maken
- zou promotie maken
- zouden promotie maken
- zouden promotie maken
- zouden promotie maken
diversen
- maak promotie!
- maakt promotie!
- promotie gemaakt
- promotie makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for promotie maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufsteigen | promotie maken | afvliegen; omhoogkomen; omhoogrijzen; opdagen; opduiken; opgaan; opkomen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; rijzen; verschijnen; wegvliegen |
befördert werden | promotie maken | bevorderd worden; hogerop komen; zich opwerken |
Wiktionary Translations for promotie maken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• promotie maken | → befördern; promovieren | ↔ promote — raise someone to a more important, responsible, or remunerative job or rank |
• promotie maken | → avancieren; fortschreiten; vorschreiten; vorrücken; befördert werden; aufrücken; vorankommen; vorangehen; voraus sein; vorgehen | ↔ avancer — pousser en avant, porter en avant. |