Dutch

Detailed Translations for rank from Dutch to German

rank:

rank [de ~] nom

  1. de rank (uitloper)
    der Sproß
  2. de rank (ranken)
    der Sproß; die Ranke; der Trieb; der Ausläufer
  3. de rank
    die Ranke

Translation Matrix for rank:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausläufer rank; ranken barkrukken; knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers
Ranke rank; ranken
Sproß rank; ranken; uitloper afstammeling; loot; nakomeling; scheut; spruit; stekje; telg
Trieb rank; ranken aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jonge plant; jool; leut; loot; lust; plantestekje; plezier; pret; scheut; schoot; seksuele begeerte; spruit; stek; stekje; voortgedreven vee
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dünn dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; dun; fijn; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; krukkig; mager; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slungelig; spichtig; sprieterig; stumperig; stuntelig; subtiel; sukkelig; tenger; van geringe dichtheid; waterachtig; waterig
fein dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; breekbaar; broos; chic; cru; decoratief; delicaat; dun; eerlijk; elegant; esthetisch; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; geraffineerd; gracieus; iel; ijl; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; plezant; plezierig; pover; prettig; rechtschapen; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; teder; teer; tenger; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
flatterhaft los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend barok; fladderig; grillig; lichtjes; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; ongedurig; onvoorspelbaar; veranderlijk; vlinderachtig; wispelturig; wisselvallig
grazil dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aanvallig; bevallig; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; lichtgebouwd; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tenger; verfijnd
grundlos los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend armzalig; bodemloos; gammel; karig; krakkemikkig; mager; onbillijk; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; onrechtvaardig; onredelijk; pover; schamel; schraal; unfair; wankel; zonder basis; zonder grond; zonder reden; zwak
instabil los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; labiel; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
leichtgebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger
rank dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend lichtgebouwd; tenger
schlank dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend lichtgebouwd; mager; rijzig; spichtig; sprieterig; tenger
schmächtig dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend armzalig; berooid; broodmager; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; lang en dun; mager; piekerig; pover; schamel; schraal; schriel; spichtig; spinachtig; sprietig; uitgemergeld; uitgeteerd; van geringe dichtheid
schwankend los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; fluctuerend; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; labiel; onstandvastig; schommelend; schoorvoetend; twijfelmoedig; variërend; waggelend; wankelmoedig; weifelend; wisselend; wisselvallig
unbeständig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; buiig; geestelijk onstabiel; grillig; halfslachtig; inconsistent; labiel; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; ongedurig; onstabiel; onstandvastig; onvoorspelbaar; schoorvoetend; twijfelmoedig; variërend; veranderlijk; wankelmoedig; weifelend; wispelturig; wisselend; wisselvallig
unfest los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; labiel; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
ungewiß los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend niet duidelijk; niet helder; niet zeker; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onvast; troebel; vaag; wollig
unsicher los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend niet zeker; ongewis; onstabiel; onvast; onveilig
unsolide los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; insolide; labiel; onsolide; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
unzuverlässig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; insolide; labiel; leugenachtig; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
veränderlich los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend grillig; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onvoorspelbaar; variabele; veranderlijk; wispelturig; wisselvallig
wackelig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; gammel; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; krakkemikkig; labiel; onstandvastig; schommelend; twijfelmoedig; waggelend; wankel; wankelmoedig; wiebelend; wiebelig; zwak
wandelbar los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend grillig; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onvoorspelbaar; variabele; variërend; veranderlijk; wispelturig; wisselend; wisselvallig
wankelmütig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; halfslachtig; onstandvastig; schoorvoetend; twijfelmoedig; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
wechselhaft los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend buiig; inconsistent; variërend; veranderlijk; wisselend; wisselvallig
zart dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; kies; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgebouwd; mals; met veel tact; pril; slap; subtiel; tactvol; teder; teer; tenger; vroeg; wankel; zwak
zerbrechlich dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; breekbaar; broos; fragiel; gammel; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgebouwd; mager; pover; schamel; schraal; slap; teer; tenger; wankel; zwak
zierlich dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; lieflijk; mooi; prettig; sierlijk; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verzoekend; welgevallig
zierlich gebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger

Related Words for "rank":


Wiktionary Translations for rank:


Cross Translation:
FromToVia
rank Ranke tendril — a thin, spirally coiling stem
rank Ranke vrille — Pousse filiforme d’une plante grimpante



German

Detailed Translations for rank from German to Dutch

rank:


Translation Matrix for rank:

NounRelated TranslationsOther Translations
rank Ausläufer; Ranke; Sproß; Trieb
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
dun dünn; fein; grazil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut dünn; dürftig; fein; gebrechlich; gläsern; hager; karg; kränklich; kärglich; mager; nichtig; schmächtig; schwach; schütter
fijn dünn; fein; grazil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut amüsant; angenehm; behaglich; delikat; dünn; empfindlich; empfindsam; entzückend; erfreulich; ergötzlich; fabelhaft; fein; gemütlich; geschmackvoll; gesellig; heikel; herrlich; hilflos; liebend; nett; sanft; sanftmütig; schwächlich; schön; spaßig; subtil; toll; vergnüglich; vergnügt; wohltuend; zart; zärtlich
lichtgebouwd grazil; rank; schlank; scmächtig; zart; zerbrechlich
los flatterhaft; grundlos; instabil; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft beweglich; locker; lose; mobil; nicht fest; pulverartig; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar
mager rank; schlank; schmächtig armselig; dünn; dürftig; empfindlich; eng; fein; fettarm; flau; gebrechlich; gedrungen; gering; geringfügig; grundlos; hager; halbfett; handlich; hilflos; hinfällig; hohl; karg; klein; kläglich; knapp; kränklich; kärglich; mager; miserabel; nichtig; schadhaft; schlaff; schlank; schlapp; schlecht; schmächtig; schwach; schwächlich; schäbig; schütter; sehrklein; sparsam; spindeldürr; spärlich; ungültig; unscheinbar; vergänglich; winzig; zerbrechlich; ärmlich; öde
onvast flatterhaft; grundlos; instabil; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft fraglich; nicht sicher; unbestimmt; ungewiß; unsicher; verworren; zweifelhaft
rank dünn; fein; flatterhaft; grazil; grundlos; instabil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut
slank dünn; fein; grazil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut
tenger dünn; fein; grazil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; scmächtig; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut delikat; dünn; empfindlich; empfindsam; fein; hager; heikel; hilflos; liebend; sanft; sanftmütig; schlank; schwächlich; spindeldürr; zart; zärtlich
wankel flatterhaft; grundlos; instabil; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft baufällig; brechbar; brüchig; dürftig; empfindlich; empfindsam; fein; flau; gebrechlich; gläsern; grundlos; hinfällig; klapperig; klapprig; krakelig; kränklich; marode; matt; mürbe; ruinös; schlaff; schlapp; schlecht; schwach; schwächlich; verderblich; vergammelt; wackelig; wacklig; zart; zerbrechlich
wankelbaar flatterhaft; grundlos; instabil; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dun van gestalte rank; schlank; schmächtig
fijngebouwd dünn; fein; grazil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut
wankelend flatterhaft; grundlos; instabil; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft