Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitzuigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitzuigen from Dutch to German

uitzuigen:

uitzuigen verbe (zuig uit, zuigt uit, zoog uit, zogen uit, uitgezogen)

  1. uitzuigen (leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen)
    plündern; ausnehmen; auspressen
    • plündern verbe (plündere, plünderst, plündert, plünderte, plündertet, geplündert)
    • ausnehmen verbe (nehme aus, nimmst aus, nimmt aus, nahm aus, nahmt aus, ausgenommen)
    • auspressen verbe (presse aus, presst aus, presste aus, presstet aus, ausgepreßt)
  2. uitzuigen (leegzuigen)
    leersaugen; aussaugen
    • leersaugen verbe
    • aussaugen verbe (sauge aus, saugst aus, saugt aus, saugte aus, saugtet aus, ausgesaugt)

Conjugations for uitzuigen:

o.t.t.
  1. zuig uit
  2. zuigt uit
  3. zuigt uit
  4. zuigen uit
  5. zuigen uit
  6. zuigen uit
o.v.t.
  1. zoog uit
  2. zoog uit
  3. zoog uit
  4. zogen uit
  5. zogen uit
  6. zogen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezogen
  2. hebt uitgezogen
  3. heeft uitgezogen
  4. hebben uitgezogen
  5. hebben uitgezogen
  6. hebben uitgezogen
v.v.t.
  1. had uitgezogen
  2. had uitgezogen
  3. had uitgezogen
  4. hadden uitgezogen
  5. hadden uitgezogen
  6. hadden uitgezogen
o.t.t.t.
  1. zal uitzuigen
  2. zult uitzuigen
  3. zal uitzuigen
  4. zullen uitzuigen
  5. zullen uitzuigen
  6. zullen uitzuigen
o.v.t.t.
  1. zou uitzuigen
  2. zou uitzuigen
  3. zou uitzuigen
  4. zouden uitzuigen
  5. zouden uitzuigen
  6. zouden uitzuigen
en verder
  1. ben uitgezogen
  2. bent uitgezogen
  3. is uitgezogen
  4. zijn uitgezogen
  5. zijn uitgezogen
  6. zijn uitgezogen
diversen
  1. zuig uit!
  2. zuigt uit!
  3. uitgezogen
  4. uitzuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitzuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausnehmen leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; eruit nemen; kaken; ledigen; leeghalen; leegmaken; lenen; loshalen; naar buiten halen; ontdoen; ontlenen; uitbuiten; uithalen; uitklokken; uitsnijden; verneuken; vis kaken
auspressen leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen leegknijpen; persen; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen
aussaugen leegzuigen; uitzuigen
leersaugen leegzuigen; uitzuigen
plündern leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
auspressen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary Translations for uitzuigen:


Cross Translation:
FromToVia
uitzuigen saugen; leechen leech — to drain resources without giving back