Summary
Dutch to German: more detail...
- aanklampen:
-
Wiktionary:
- aanklampen → interpellieren, ansprechen
Dutch
Detailed Translations for aanklampen from Dutch to German
aanklampen:
-
aanklampen (beetgrijpen; grijpen; vastpakken; beetpakken; vastklampen)
Conjugations for aanklampen:
o.t.t.
- klamp aan
- klampt aan
- klampt aan
- klampen aan
- klampen aan
- klampen aan
o.v.t.
- klampte aan
- klampte aan
- klampte aan
- klampten aan
- klampten aan
- klampten aan
v.t.t.
- heb aangeklampt
- hebt aangeklampt
- heeft aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
- hebben aangeklampt
v.v.t.
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- had aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
- hadden aangeklampt
o.t.t.t.
- zal aanklampen
- zult aanklampen
- zal aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
- zullen aanklampen
o.v.t.t.
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zou aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
- zouden aanklampen
diversen
- klamp aan!
- klampt aan!
- aangeklampt
- aanklampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanklampen (beetpakken; aangrijpen; aanpakken; aanvatten)
Translation Matrix for aanklampen:
Wiktionary Translations for aanklampen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanklampen | → interpellieren; ansprechen | ↔ interpeller — Interpeller |