Summary
Dutch to German: more detail...
- aanlokken:
-
Wiktionary:
- aanlokken → beschwören, flehen, anziehen
Dutch
Detailed Translations for aanlokken from Dutch to German
aanlokken:
-
aanlokken (verleiden; lokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken)
verleiten; verlocken; verführen; bezaubern; mitlocken; betören; heranlocken; bestechen; ködern; herauslocken-
heranlocken verbe (locke heran, lockst heran, lockt heran, lockte heran, locktet heran, herangelockt)
-
herauslocken verbe (locke heraus, lockst heraus, lockt heraus, lockte heraus, locktet heraus, herausgelockt)
Conjugations for aanlokken:
o.t.t.
- lok aan
- lokt aan
- lokt aan
- lokken aan
- lokken aan
- lokken aan
o.v.t.
- lokte aan
- lokte aan
- lokte aan
- lokten aan
- lokten aan
- lokten aan
v.t.t.
- heb aangelokt
- hebt aangelokt
- heeft aangelokt
- hebben aangelokt
- hebben aangelokt
- hebben aangelokt
v.v.t.
- had aangelokt
- had aangelokt
- had aangelokt
- hadden aangelokt
- hadden aangelokt
- hadden aangelokt
o.t.t.t.
- zal aanlokken
- zult aanlokken
- zal aanlokken
- zullen aanlokken
- zullen aanlokken
- zullen aanlokken
o.v.t.t.
- zou aanlokken
- zou aanlokken
- zou aanlokken
- zouden aanlokken
- zouden aanlokken
- zouden aanlokken
diversen
- lok aan!
- lokt aan!
- aangelokt
- aanlokkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanlokken:
Wiktionary Translations for aanlokken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanlokken | → beschwören; flehen; anziehen | ↔ solliciter — inciter ou exciter à faire quelque chose. |