Summary
Dutch to German: more detail...
- activeren:
-
Wiktionary:
- activeren → aktivieren
- activeren → auslösen, aktivieren, antreiben, in Gang bringen, aktive Bedeutung geben, aktive Form geben
Dutch
Detailed Translations for activeren from Dutch to German
activeren:
-
activeren
-
activeren
-
activeren (stimuleren; aanmoedigen; opwekken; oppeppen; bezielen)
wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben-
hervorrufen verbe (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
neubeleben verbe
-
activeren (verlevendigen; opwekken; tot leven wekken; reanimeren; opleven)
Conjugations for activeren:
o.t.t.
- activeer
- activeert
- activeert
- activeren
- activeren
- activeren
o.v.t.
- activeerde
- activeerde
- activeerde
- activeerden
- activeerden
- activeerden
v.t.t.
- heb geactiveerd
- hebt geactiveerd
- heeft geactiveerd
- hebben geactiveerd
- hebben geactiveerd
- hebben geactiveerd
v.v.t.
- had geactiveerd
- had geactiveerd
- had geactiveerd
- hadden geactiveerd
- hadden geactiveerd
- hadden geactiveerd
o.t.t.t.
- zal activeren
- zult activeren
- zal activeren
- zullen activeren
- zullen activeren
- zullen activeren
o.v.t.t.
- zou activeren
- zou activeren
- zou activeren
- zouden activeren
- zouden activeren
- zouden activeren
diversen
- activeer!
- activeert!
- geactiveerd
- activerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for activeren:
Wiktionary Translations for activeren:
activeren
Cross Translation:
verb
-
werkzaam maken
- activeren → aktivieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• activeren | → auslösen | ↔ trigger — to initiate something |
• activeren | → aktivieren; antreiben; in Gang bringen; aktive Bedeutung geben; aktive Form geben | ↔ activer — Activer |