Dutch

Detailed Translations for afgeleid from Dutch to German

afgeleid:

afgeleid adj

  1. afgeleid (stammend van)

Translation Matrix for afgeleid:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgeleitet afgeleid; stammend van herleid

afgeleid form of afleiden:

afleiden verbe (leid af, leidt af, leidde af, leidden af, afgeleid)

  1. afleiden (deduceren)
    ableiten; konkludieren; schließen; entnehmen; folgern
    • ableiten verbe (leite ab, leitest ab, leitet ab, leitete ab, leitetet ab, abgeleitet)
    • konkludieren verbe
    • schließen verbe (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
    • entnehmen verbe (entnehme, entnimmst, entnimmt, entnahm, entnahmt, entnommen)
    • folgern verbe (folgre, folgerst, folgert, folgerte, folgertet, gefolgert)

Conjugations for afleiden:

o.t.t.
  1. leid af
  2. leidt af
  3. leidt af
  4. leiden af
  5. leiden af
  6. leiden af
o.v.t.
  1. leidde af
  2. leidde af
  3. leidde af
  4. leidden af
  5. leidden af
  6. leidden af
v.t.t.
  1. heb afgeleid
  2. hebt afgeleid
  3. heeft afgeleid
  4. hebben afgeleid
  5. hebben afgeleid
  6. hebben afgeleid
v.v.t.
  1. had afgeleid
  2. had afgeleid
  3. had afgeleid
  4. hadden afgeleid
  5. hadden afgeleid
  6. hadden afgeleid
o.t.t.t.
  1. zal afleiden
  2. zult afleiden
  3. zal afleiden
  4. zullen afleiden
  5. zullen afleiden
  6. zullen afleiden
o.v.t.t.
  1. zou afleiden
  2. zou afleiden
  3. zou afleiden
  4. zouden afleiden
  5. zouden afleiden
  6. zouden afleiden
diversen
  1. leid af!
  2. leidt af!
  3. afgeleid
  4. afleidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afleiden [znw.] nom

  1. afleiden (deduceren)
    Abfolgern

Translation Matrix for afleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abfolgern afleiden; deduceren
VerbRelated TranslationsOther Translations
ableiten afleiden; deduceren bezig houden; herleiden; iemand amuseren; terugvoeren; vermaken
entnehmen afleiden; deduceren aanrekenen; aanwrijven; afdekken; afhalen; afnemen; afruimen; berispen; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; gispen; laken; lenen; lichten; meenemen; naar boven trekken; nadragen; omhoog rukken; omhoog trekken; ontlenen; ontnemen; ophalen; opruimen; orderverzamelen; te kort doen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; weghalen; wegnemen
folgern afleiden; deduceren bewaarheid worden; blijken; resulteren; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in
konkludieren afleiden; deduceren
schließen afleiden; deduceren afbetalen; afgrendelen; afrekenen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; bijsluiten; bijvoegen; borgen; breeuwen; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtknopen; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; een einde maken aan; eindigen; gaten stoppen; grendelen; insluiten; locken; op slot doen; op slot zetten; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; toevoegen; vereffenen; vergrendelen; verrekenen; verwijderen; zich sluiten
- opmaken

Synonyms for "afleiden":


Related Definitions for "afleiden":

  1. ervoor zorgen dat de aandacht ergens anders op gericht wordt1
    • Jan is erg druk met de zaak bezig, we moeten hem wat afleiden1
  2. woorden vormen uit andere woorden1
    • het woord 'Nederlander' is afgeleid van 'Nederland'1
  3. het begrijpen uit iets anders1
    • uit zijn woorden leid ik af dat hij haast heeft1

Wiktionary Translations for afleiden:

afleiden
verb
  1. de aandacht opvragen
afleiden
verb
  1. Mathematik: die Ableitung einer Funktion bilden

Cross Translation:
FromToVia
afleiden erlangen derive — obtain (something) from something else
afleiden ableiten; herleiten derive — deduce (a conclusion) by reasoning
afleiden ableiten; herleiten derive — find the derivation of (a word or phrase)
afleiden ableiten derive — create (a compound) from another by means of a reaction
afleiden schätzen judge — to form an opinion, infer
afleiden folgern; schließen conclure — Traductions à trier suivant le sens
afleiden zerstreuen; ablenken; unterhalten distrairedétourner de quelque application.
afleiden ableiten; deduzieren; folgern; schließen; herleiten déduiresoustraire d’une somme à payer telle ou telle fraction qui n’est pas à verser.
afleiden ableiten dériver — Tirer son origine de quelque part
afleiden herleiten; ableiten dériver — Être issu par dérivation propre ou impropre
afleiden ableiten dériver — Sortir de, être issu de quelque chose