Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. arceren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for arceren from Dutch to German

arceren:

arceren verbe (arceer, arceert, arceerde, arceerden, gearceerd)

  1. arceren

Conjugations for arceren:

o.t.t.
  1. arceer
  2. arceert
  3. arceert
  4. arceren
  5. arceren
  6. arceren
o.v.t.
  1. arceerde
  2. arceerde
  3. arceerde
  4. arceerden
  5. arceerden
  6. arceerden
v.t.t.
  1. heb gearceerd
  2. hebt gearceerd
  3. heeft gearceerd
  4. hebben gearceerd
  5. hebben gearceerd
  6. hebben gearceerd
v.v.t.
  1. had gearceerd
  2. had gearceerd
  3. had gearceerd
  4. hadden gearceerd
  5. hadden gearceerd
  6. hadden gearceerd
o.t.t.t.
  1. zal arceren
  2. zult arceren
  3. zal arceren
  4. zullen arceren
  5. zullen arceren
  6. zullen arceren
o.v.t.t.
  1. zou arceren
  2. zou arceren
  3. zou arceren
  4. zouden arceren
  5. zouden arceren
  6. zouden arceren
diversen
  1. arceer!
  2. arceert!
  3. gearceerd
  4. arcerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for arceren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schraffieren arceren

Wiktionary Translations for arceren:

arceren
verb
  1. technisches Zeichnen:
  2. Bildende Kunst: mittels eng aneinander gesetzten Strichen Grauwerte, Farbton und Schattierungen in einer bildlichen Darstellung erzeugen
  3. Kartographie, veraltet: auf angewandte Karte, Gebiete mit bestimmten geographischen Eigenschaften mittels feinen, in unterschiedlicher Stärke, Dichte und Richtung angeordneten Schraffen plastisch hervorheben
  4. Heraldik: die Wappenfarben, etwa einer Schwarz-Weiß-Tinktur oder bei Metallarbeiten, codieren mittels dicht nebeneinander gesetzter Punkte und Striche darstellen

Cross Translation:
FromToVia
arceren schraffieren crosshatch — to mark or fill with a crosshatch pattern